23598 |
kaarsenpit |
lemmet (<lat.):
leemet (L386p Vlodrop)
|
De katoenen draad in het midden van een kaars [pit, wiek, lemmet?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22531 |
kaart die niet meetelt in het spel |
blinde, een ~:
blin (L386p Vlodrop)
|
Een kaart of kaarten die niet meetellen in het spel [bleuze, blanks, blanche]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22392 |
kaart met prentje |
mannetje:
menke (L386p Vlodrop)
|
Een kaart met een prentje erop [beeld, pop, prentje]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22505 |
kaarten (ww.) |
kaarten:
ka:rtə (L386p Vlodrop)
|
kaarten [RND]
III-3-2
|
22395 |
kaarten bijnemen |
oprapen:
opraape (L386p Vlodrop)
|
Kaarten bijnemen [rafelen, fretten]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22386 |
kaarten voor geld |
om geld spelen:
om geld sjpeelle (L386p Vlodrop)
|
Kaartspelen voor geld [tuisen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20802 |
kaas |
kaas:
kééəs (L386p Vlodrop)
|
kaas [RND]
III-2-3
|
22622 |
kaatsen |
ballen:
balə (L386p Vlodrop)
|
kaatsen [RND]
III-3-2
|
22369 |
kaatsen (ballen) |
ballen:
balle (L386p Vlodrop)
|
Met een bal spelen [ballen, bollen, tossen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
31565 |
kachels zwarten |
potloden:
pǫtlōtǝ (L386p Vlodrop)
|
Kachels met behulp van kachelzwartsel of door (in)branden of lakken zwart maken. In Q 83 liet men vetkool roken waarna het daarbij gevormde zwartsel op de kachel werd uitgewreven. Ook in L 330 werd het zwartbronzé samen met lijnolie boven een kolen- of turfvuur verhit en vervolgens op de kachel uitgepoetst. [N 33, 313; N 7, 41c; L 5, 60b add.; monogr.]
II-11
|