22696 |
liederen (mv.) |
liedjes:
leedsjes (L386p Vlodrop)
|
Het zingen van kinderen [gelots]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
19061 |
liefde |
hart-en-ziel:
hartenzeel (L386p Vlodrop)
|
warme genegenheid of gehechtheid aan een persoon of zaak [liefde, hart] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
18881 |
liefkozen |
knuffelen:
knuffelle (L386p Vlodrop)
|
zijn liefde of genegenheid kenbaar maken door iemand te strelen of aan te halen [koekelen, fikfakken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19085 |
liegen |
liegen:
eg leege (L386p Vlodrop),
leege (L386p Vlodrop)
|
bewust onwaarheden vertellen [leugen, liegen, leugenen, floersen, gekken] [N 85 (1981)] || onwaarheden vertellen [beuzelen, gekken, jokken, leugen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
24343 |
lieveheersbeestje |
lievevrouwevogeltje:
lieevevrouweveugelke (L386p Vlodrop)
|
lieveheersbeestje [Roukens 03 (1937)]
III-4-2
|
24568 |
lievevrouwebedstro |
bedstro:
eigen spelling
bidsjtreu (L386p Vlodrop)
|
Onzelievevrouwebedstro (asperula odorata 10 tot 30 cm groot. De stengels zijn glad, de bladeren staan in kransen van 6 tot 8 lancet- tot spatelvormige bladeren, ze zijn vrij breed en puntig, de bladrand is meestal wat ruw; de bloemen staan in lang geste [N 92 (1982)]
III-4-3
|
26438 |
ligger |
ligger:
ligger (L386p Vlodrop)
|
De onderste, stilliggende molensteen. [N O, 17d; A 42A, 32; N D, 6; Sche 48; Vds 86; Jan 120; Coe 97; Grof 118; monogr.]
II-3
|
24485 |
liguster |
liguster:
ideosyncr.
leguster (L386p Vlodrop)
|
De liguster; een struik van 1-4 m hoogte met grauwe opgerichte takken, heeft witte bloemen en zware kogelvormige erwt-grote bessen; zeer bekend als haagplant (merekenspalm, theeboom, mondhout, heggesering). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
18831 |
lijden |
penibel:
peniebel (L386p Vlodrop)
|
een onaangename toestand verduren [lijden, onderstaan] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20443 |
lijkbaar |
schoof:
sjouf (L386p Vlodrop)
|
De lijkbaar [liechebaar, baar]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|