24528 |
lisdodde |
luus:
eigen spelling
leusj (L386p Vlodrop)
|
Grote lisdodde (typha latifolia een 100 tot 250 cm hoge plant. De bladeren zijn tot 2 cm breed; de bloemen bevinden zich in cilindervormige aren, eenslachtig, de mannelijke bovenaan, vlak daaronder de vrouwelijke, de bloemdekbladeren ontbreken. Bloeitij [N 92 (1982)]
III-4-3
|
21824 |
lispelen (slissen) |
lispelen:
Van Dale: lispelen, 1. de s en z onduidelijk, met een eigenaardig zacht gesis uitspreken; - 2. met onduidelijke, zwakke stem uiten, fluisteren.
lispelle (L386p Vlodrop)
|
de s en de z onduidelijk, met een eigenaardig zacht gesis uitspreken [lispelen, tispelen, strisselen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
23731 |
litanie van de rozenkrans |
litanie (<lat.) van onze-lieve-vrouw:
littenie van slevevrouw (L386p Vlodrop)
|
De litanie van O.L. Vrouw, het slot van het Rozenhoedje [littenïj, lietenïj, lieteniej, lietenej?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23445 |
liturgische gewaden |
miskleren:
miskleijer (L386p Vlodrop)
|
De paramenten, de liturgische gewaden. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
34133 |
loeien van de koe in het algemeen |
beuken:
bø̜̄ǝkǝ (L386p Vlodrop),
brullen:
brølǝ (L386p Vlodrop)
|
[N 3A, 5a; JG 1a, 1b; Gwn V, 8; Wi 57; monogr.]
I-11
|
34137 |
loeien van de koe van pijn |
brullen:
brølǝ (L386p Vlodrop)
|
[N 3A, 5e]
I-11
|
17721 |
loeren |
loeren:
loere (L386p Vlodrop)
|
kijken: loeren [lonke, luime] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
23311 |
lof |
lof:
op zaterdagavond
lof (L386p Vlodrop),
vesper (lat.):
op zondagmiddag
vesper (L386p Vlodrop)
|
Het lof, de kerkdienst met uitstelling van het Allerheiligste, gehouden op zondagmiddag, soms op zaterdagavond [lof, laof, zeëje?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23663 |
lof met processie |
lof:
lof (L386p Vlodrop)
|
Lof met processie (rondom de kerk of over het kerkplein of kerkhof) op de eerste zondag van de maand. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21837 |
logeren |
uit slapen:
oetsjlaope (L386p Vlodrop)
|
in de winter bij elkaar gaan logeren [winterneven] [N 87 (1981)]
III-3-1
|