e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Vlodrop

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
meisje met wie een jongen verkering heeft meidje: maedsje (Vlodrop) het meisje met wie men verkering heeft [parmeteit, meid, fem, frul, caprice] [N 87 (1981)] III-2-2
meisje met wie men verloofd is meidje: mien maedsje (Vlodrop) verloofde [vrouwelijk] [fem, frul, caprice] [N 87 (1981)] III-2-2
melaatsheid melaats: melaats (Vlodrop) Melaatsheid: lepra, in de huid ontstaan knobbels; de ziekte kan tot afschuwelijke verminkingen leiden (leproosheid, lazerij). [N 84 (1981)] III-1-2
melganzenvoet melde: eigen spelling  meelle (Vlodrop) Melganzevoet (chenopodium album 30 tot 100 cm hoge plant. De stengels staan rechtop en zijn vertakt; de bladeren zijn zeer verschillend van vorm, tevens onregelmatig getand, de bovenste gaafrandig, aan de buitenkant dofgroen, de onderkant wit-melig best [N 92 (1982)] III-4-3
melig murg: ideosyncr.  murg (Vlodrop) Te rijp en daardoor droog en korrelig, gezegd van een vrucht (meelachtig, melen, versleten, melig). [N 82 (1981)] III-2-3
melk melk: melk (Vlodrop), męlk (Vlodrop), męlǝk (Vlodrop) De hoofdzakelijk uit water, eiwit, vet en melksuiker bestaande witte vloeistof die door het vrouwelijk rund wordt afgescheiden. Op de kaart is het woordtype melk niet opgenomen. [A3, 3; A 11, 1c; A 17, 17; A 7, 14; RND 40; RND 127; S 23; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 4, 3; L 29, 5; NE 3, V 6n; Vld.; Gwn 10, 1; monogr.] I-11
melkaders melkaderen: melkǭrǝ (Vlodrop) De aders langs de buik naar de uier. [N 3A, 118a] I-11
melkboer melkboer: mɛləgbo:r (Vlodrop) melkboer [RND] III-3-1
melkdistel melkspier: melksjpier (Vlodrop), eigen spelling  milksjpier (Vlodrop) Melkdistel (sochus oleraceus 20 tot 100 cm groot. De bladeren zijn meestal ingesneden en de stengel omvattend, zacht stekelig getand, dofgroen van kleur. De bloemhoofdjes zijn klein, de bloemen zijn lichtgeel. Bloeitijd van juni tot oktober (zijdistel, [N 92 (1982)] || Melkdistel (Sochus oleraceus) [N 92 (1982)] I-7, III-4-3
melkgebit van kalveren tanden: tɛŋ (Vlodrop) [N 3A, 108a] I-11