21875 |
betaling |
betaling:
betaling (L386p Vlodrop)
|
de betaling voor bijv. geleverde goederen [paai] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18845 |
beteuterd |
onnozel:
onneuzel (L386p Vlodrop),
van zijn wijs:
van zien wies (L386p Vlodrop)
|
op zijn neus kijkend, erg teleurgesteld zijnd [sip, arig, dreuig, vernepen, suf, onnozel, bedonderd] [N 85 (1981)] || van zijn stuk gebracht, van streek [bedonderd, beteuterd] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21516 |
betrappen |
betrappen:
betrappe (L386p Vlodrop)
|
een dief bij het stelen verrassen [betrappen, attraperen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
25106 |
betrekken (lucht) |
regen op komst:
reinger op koms (L386p Vlodrop),
zich toetrekken:
de loch trêkt zich toe (L386p Vlodrop)
|
dicht gaan zitten zodat er regen dreigt, gezegd van de lucht [de lucht overtrekt, groeit, belommert] [N 22 (1963)] || eerst helder zijn, maar daarna dreigen te gaan regenen, gezegd van het weer [zich berouwen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
18157 |
betten van een wonde |
lessen:
lesje (L386p Vlodrop)
|
lessen: Een wonde betten (lessen, betten). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
22421 |
beugelen |
beugelen:
beugelle (L386p Vlodrop)
|
Het balspel waarbij een bal door een ijzeren ring, beugel geslagen moet worden [beugelen, klossen, kolven]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22422 |
beugelring |
ring:
rink (L386p Vlodrop)
|
De ijzeren ring van de beugelbaan [beugel, poort, ring]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21023 |
beurs |
onder het oksaal:
onger t oxaol (L386p Vlodrop)
|
De ruimte achter in de kerk, tussen de laatste bank en de deur van het kerkportaal [de beurs?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
21099 |
beurse plek |
bluts:
ideosyncr.
blutsch (L386p Vlodrop)
|
Een appel of peer oppervlakkig beschadigen zoda er een zachte plek ontstaat (blutsen, kneuzen, keuzen). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
20180 |
bevallen |
baren:
baare (L386p Vlodrop)
|
Bevallen: een kind ter wereld brengen (bevallen, vallen, een kindje krijgen, kinderen winnen, omschudden, kopen). [N 84 (1981)]
III-2-2
|