34218 |
roep- en lokwoord voor de koe |
koe:
ku (L386p Vlodrop)
|
Men roept de koe naast de algemene benamingen koe, muk enzovoorts ook met het noemen van de kleur, b.v. zwarte en met een eigennaam als Lies en Berta. [N C, 16; VC 14, 2a (r]
I-11
|
34379 |
roep- en lokwoord voor een big |
bag:
bak (L386p Vlodrop)
|
Roep- en lokwoord voor een big. Iets roepen kan ook vervangen worden door een smakkend geluid te maken of door te klakken met de tong. [N 19, 11b; VC 14, 2d r; monogr.]
I-12
|
34219 |
roep- en lokwoord voor het kalf |
kalf:
kau̯f (L386p Vlodrop)
|
Met kan een kalf roepen met de algemene benamingen kalf, kalfje, muk enzovoorts, met eigennamen als Liesje, met klanknabootsingen of eventueel met het rammelen van melkemmers. [N C, 17; VC 14, 2b (r]
I-11
|
34529 |
roep- en lokwoord voor het kuiken |
kuiken:
kȳkǝ (L386p Vlodrop),
kuikje:
kykskǝ (L386p Vlodrop),
tiet, tiet, tiet:
tit, tit, tit (L386p Vlodrop)
|
[N 19, 44b; A 6, 2c; L 47, 9b; VC 12 2o -r-; monogr.]
I-12
|
34377 |
roep- en lokwoord voor het varken |
varken:
vɛrkǝ (L386p Vlodrop)
|
In plaats van kuus roepen klakt men ook wel met de tong. [N 19, 11a; VC 14, 2c (r]
I-12
|
34442 |
roep- en lokwoorden voor het lam |
lammetje:
lɛmkǝ (L386p Vlodrop)
|
[N 19, 74b; VC 14, 2k (R]
I-12
|
34441 |
roep- en lokwoorden voor het schaap |
schaap:
šǭp (L386p Vlodrop)
|
[N 19, 74a; VC 14, 2j (R]
I-12
|
21362 |
roepen |
roepen:
rooppe (L386p Vlodrop)
|
op een luide manier iets mededelen, roepen [skriesen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
22122 |
roepen van de duiven |
lokken:
lokke (L386p Vlodrop)
|
Hoe zegt men: het roepen van de duiven? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21652 |
roeper |
uitklopper:
oetklopper (L386p Vlodrop)
|
afslager: Hoe heet bij de openbare verkoping van goederen degene die de verkoping leidt [afslager, uitroeper, roeper?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|