e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Vlodrop

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schuurmiddel zand: zant (Vlodrop) schuurmiddel om metaal glanzend te maken - zand [DC 15 (1947)] III-2-1
schuurpoort dendeur: dendø̄r (Vlodrop), schuurdeur: šȳrdø̄r (Vlodrop), schuurpoort: šȳrpǫrt (Vlodrop) De grote dubbele deur die toegang geeft tot de schuur en de mogelijkheid biedt met de oogstwagens tot op de dorsvloer te rijden. Meervoudige opgaven benoemen de beide poortvleugels. Voor de behandeling van de namen van de poortvleugels en van het sluitwerk van de poort zie de paragraaf over de grote toegangspoort van de boerderij, par. 4.1. Zie ook het lemma "stalpoort, staldeur" (2.1.3) en, voor de benaming dendeurtje, ook het lemma "deurtje in een poortvleugel" (4.1.12). Vergelijk ook de betekeniskaart van poort "schuurpoort" en "hek" in de aflevering over de landerijen (I.8). Zie voor de fonetische documentatie van het woord (poort) het lemma "poort" (4.1.1). Zie ook afbeelding 12 bij het lemma "schuur" (3.1.1). [N 5A, 51a; N 4, 37; JG 1a en 1b; A 10, 7b; Gwn 4, 10; monogr.] I-6
schuurtje schop: schjop (Vlodrop) Een eenvoudig gebouwtje achter het woonhuis dat tot bergplaats van gereedschappen of iets dergelijks dient (kot, schop, schuurtje, stal) [N 79 (1979)] III-2-1
schuw bang: bang (Vlodrop), schuw: ideosyncr.  sjoewe (Vlodrop) Hoe noemt u vreesachtig, schrikachtig, gezegd van dieren (schuw, schouw) [N 83 (1981)] III-4-2
selderij selderie: ideosyncr.  seldrie (Vlodrop) Selderij; de welbekende schermbloemige moesplant die gekweekt wordt als soepgroente waarvoor zowel de blaadjes en de stengel als de wortel gebruikt wordt (selderij, selderie, selder, seljer). [N 82 (1981)] I-7
seminarie seminarie (<lat.): semenarie (Vlodrop) Het seminarie. [N 96D (1989)] III-3-3
sering kruidnageltje: -  kroednègelkes (Vlodrop, ... ) [DC 17 (1949)]sering [DC 17 (1949)] I-7, III-4-3
servies servies: servīēs (Vlodrop) Bij elkaar horend vaatwerk voor eten en drinken (servies, gleiswerk, breekwerk) [N 79 (1979)] III-2-1
sierkleedje, antimakassar dekje: dĕkske (Vlodrop) Gehaakt kleedje of lapje over de rugleuning van stoel of canapé (lapje, kleedje) [N 79 (1979)] III-2-1
sigarenpijpje spitsje: schpitske (Vlodrop) sigaarhouder; Hoe noemt U: Pijpje waarin men een gedeeltelijk opgerookte sigaar steekt om hem helemaal op te kunnen roken (spit) [N 80 (1980)] III-2-3