22118 |
uit een andere richting dan die van de losplaats aankomen |
andere kant:
angere kant (L386p Vlodrop)
|
Hoe zegt men: uit een andere richting dan die van de losplaats? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22119 |
uit een schuine richting t.o.v. die van de losplaats aankomen |
haaks:
haoks (L386p Vlodrop)
|
Hoe zegt men: uit een richting schuin ten opzichte van die van de losplaats? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
19028 |
uitbrander |
berisping:
berisping (L386p Vlodrop),
vermaning:
vermaning (L386p Vlodrop)
|
een lichte afkeuring als straf [ripplement, rappelement, afkemming, kemming, afleiding, schelles, berisping] [N 85 (1981)] || een sterke berisping [uitschijter, schrobbering, schoefeling] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18805 |
uitdenken |
uitprakkiseren:
oetprakkezere (L386p Vlodrop)
|
door nadenken ontwerpen; verzinnen [uitfineren, figeleren, uitprakkezeren, bedenken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21827 |
uiten |
uiten:
uutte (L386p Vlodrop)
|
uitspreken; te kennen geven [uiten, uiteren, lossen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21443 |
uitgaan |
zwieren:
sjwierre (L386p Vlodrop)
|
uitgaan, cafés bezoeken, aan de zwier gaan [lelijkeren, op de scheut gaan] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
33716 |
uitgegraven dennenwortel |
knor:
knōr (L386p Vlodrop)
|
[R 3, 3; L B2, 344]
I-8
|
34169 |
uitgeteld zijn |
gaan afleggen:
(de koe) gɛi̯t āflɛ̄kǝ (L386p Vlodrop)
|
De koe staat op het punt te gaan kalven. [N 3A, 43]
I-11
|
24996 |
uitgieten |
schudden:
sjudde (L386p Vlodrop)
|
een vloeistof al gietende doen vloeien uit een kan, fles etc. [storten, plassen, klassen, schenken, uitgieten] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
17854 |
uitglijden |
uitlitsen:
oetlitsje (L386p Vlodrop)
|
uitglijden [ötschampe, uitslibbere, uitschuive] [N 10 (1961)]
III-1-2
|