| 21993 |
duivenklok |
duivenklok:
doeveklok (L386p Vlodrop)
|
de klok van de speler? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
| 22096 |
duivenkweker |
duivenfokker:
doeve fokker (L386p Vlodrop)
|
een persoon die duiven houdt om te kweken en te verkopen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
| 22014 |
duivenmand |
duivenmand:
doeveman (L386p Vlodrop)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: een gewone duivenmand (bijv. om naar het inkorvingslokaal te gaan)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
| 21970 |
duivenmelker |
duivenmelker:
doeve milker (L386p Vlodrop),
liefhebber:
leefhebber (L386p Vlodrop)
|
een persoon die duiven houdt alleen voor zijn plezier? [N 93 (1983)] || Hoe heet de persoon die duiven houdt om aan wedstrijden deel te nemen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
| 22090 |
duivenslag |
slag:
sjlaag (L386p Vlodrop, ...
L386p Vlodrop)
|
de inrichting met platform waarlangs de duiven het hok in- en uitgaan (pier, til)? [N 93 (1983)] || een duivenhok op een zolder? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
| 24141 |
duivin, vrouwelijke duif |
wijfje:
wiefke (L386p Vlodrop, ...
L386p Vlodrop)
|
een vrouwelijke duif (duivinne, wijfje) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
| 18006 |
duizelig |
dol:
dool (L386p Vlodrop, ...
L386p Vlodrop),
duizelig:
duuzelig (L386p Vlodrop),
duzelig (L386p Vlodrop)
|
dol worden, iemand die lang heeft of is rondgedraaid [N 07 (1961)] || duizelig [locht, deuzig, duizig, dol, zat] [N 10a (1961)] || duizelig worden, iemand die een harde slag op zijn hoofd heeft gekregen [N 07 (1961)] || Duizeling: draaierigheid, leeg gevoel in het hoofd (suizeling, duizeling, zwindel). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
| 20045 |
duizendschoon |
jonkertje:
eigen spelling
junkerke (L386p Vlodrop)
|
duizendschoon (Dianthus barbatus L.) [N 92 (1982)]
III-2-1
|
| 21794 |
dulden |
uitstaan:
oetsjtoan (L386p Vlodrop)
|
iemand dulden in zijn nabijheid, het kunnen uithouden [luchten, uithouden, uitstaan] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
| 20721 |
dun sneetje brood |
snippeltje:
sjniebelke (L386p Vlodrop)
|
Welke woorden kent Uw dialect voor: een dun schijfje of sneetje brood of vlees? (vlitske, fliesterke, fluusterke?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|