25252 |
el, maat van 0,69 m |
el:
ill (L386p Vlodrop)
|
de maat die een lengte aangeeft van 68 cm [el, mut] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24772 |
elfenbankje |
elfenbankje:
eigen spelling
elffebenkske (L386p Vlodrop)
|
Elfenbankje: een veelkeuzige zwam die veel voorkomt op takken en stammen; komt vaak in groepjes voor (elfenbankje, pijpzwam, buisjeszwam). [N 92 (1982)]
III-4-3
|
18829 |
ellende (lijden) |
elend:
eleng (L386p Vlodrop)
|
ellende lijdend [katijvig, ellendig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18830 |
ellendig |
hopeloos:
hopeloos (L386p Vlodrop)
|
een rampzalige, zeer beklagenswaardige toestand [ellende, miserie] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24504 |
els |
zuil:
zȳl (L386p Vlodrop)
|
Het gebogen, puntige instrument om gaatjes voor het naaien vóór te steken. Men kent een spanels, een doornaaiels en een bros. Dierick zegt op pag. 83: "Het klein en broos werktuig dat een schoenmaker dagelijks te gebruiken heeft is het elsen. Daar zijn er verscheidene grootten en soorten. De elsens om binnenzolen te naaien zijn gekromd en moeten geschikt zijn licht of zwaar volgens het werk; een lang, zwaar elsen is goed voor zwaar manswerk en om in te rijgen. Een zwaar elsen om licht te naaien is altijd af te keuren, daar een fijne draad niet goed sluiten kan in de wijde gaten door het elsen in de binnenzool gemaakt en dus geen vaste naad kan voortbrengen. Gewoonlijk is de punt van een nieuw elsen te dik en moet wat verscherpt worden om goed door het leder te kunnen steken; het gebeurt wel eens dat de punt afkraakt, dit kan hersteld worden met er een aan te slijpen. Het elsen moet in een houten handvatsel vastgezet worden en moet er recht in zitten; het mag noch achteruit noch vooruit hellen en bijzonderlijk niet scheef of men is elke steek in gevaar het te breken, en de hand te kwetsen. [N 60, 176a; N 60, 234; N 60, 176c; S 28; L 5, 62; L B2, 238; L 40, 72; Wi 13; A 27, 17; monogr.]
II-10
|
19686 |
emmer |
emmer:
eͅmər (L386p Vlodrop, ...
L386p Vlodrop)
|
emmer van hout [DC 15 (1947)] || emmer van zink of email [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
17703 |
endeldarm |
aarsdarm:
aarsjderm (L386p Vlodrop)
|
endeldarm [aarsdarm, enteldeerm, gatdarm, teenentoewt] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
23263 |
engel |
engel:
ingel (L386p Vlodrop)
|
Een engel [ingel, èngel]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23713 |
engel des heren |
engel des heren:
engel des heere (L386p Vlodrop)
|
Het "Engel des Heren"of "Angelus", het gebed bij het Angelus-luiden. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23898 |
engelbewaarder |
engelbewaarder:
ingelbewaarder (L386p Vlodrop)
|
Een beschermengel, bewaarengel, engelbewaarder, schutsengel. [N 96D (1989)]
III-3-3
|