20536 |
fruiten |
bakken:
bakke (L386p Vlodrop)
|
fruiten; Hoe noemt U: Vlees of uien bruin braden (fruiten, fritten) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19727 |
fuchsia |
bellen:
eigen spelling
belle (L386p Vlodrop)
|
Fuchsia (fuchsia). Halfheesters of heesters, soms zelfs boompjes met meestal kruisgewijs staande bladeren. De bloemen zijn kelkvormig (bellekesbloem, bel, klok). [N 92 (1982)]
III-2-1
|
25233 |
gaan liggen (van de wind) |
liggen:
ligge (L386p Vlodrop)
|
gaan liggen, gezegd van de wind [stillen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20530 |
gaar |
gaar:
gaar (L386p Vlodrop, ...
L386p Vlodrop)
|
gaar; Hoe noemt U: Goed gekookt (gaar, murw) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24547 |
gagel |
ijzerknoop:
eigen spelling
iezerknuup (L386p Vlodrop)
|
Gagel (myrica gale). Tot 1,5 m hoge struik met sterk aromatische geur; de bladeren zijn langwerpig-spatelvormig en aan de top getand, de onderkant heeft harskliertjes; de bloemen zijn eenslachtig, de mannelijke in rechtopstaande, bruine katjes, de vrouwel [N 92 (1982)]
III-4-3
|
21314 |
galgenaas |
smeerlap:
sjmeerlap (L386p Vlodrop)
|
de algemene naam voor iemand die zich schuldig maakt aan een of ander misdrijf [strop, beest, priek, galgenaas] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23265 |
galmgaten |
almsgaten:
almsgaater (L386p Vlodrop)
|
De open vensters in de klokketoren, waardoor het geluid van de klok(ken) naar buiten galmt [schalvensters, almsgatter, galmgaten?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
24650 |
galnoot |
galgenoot:
ideosyncr.
galgenoot (L386p Vlodrop)
|
De nootvormige uitwas aan de bladeren van eikebomen ontstaan door de steek van galwespen (galnoot, galappel, smouterenbol, kraaiappel, inktappel, gastappel). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
19375 |
gang |
gang:
gank (L386p Vlodrop)
|
De doorloop in een huis die de huisdeur met de vertrekken verbindt (gang, vloer, corridor, leid) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
25275 |
gang, maat 2 emmers water |
gang (water):
gank (L386p Vlodrop)
|
de maat die een inhoud aangeeft van twee emmers water [gang] [N 91 (1982)]
III-4-4
|