32699 |
ondiepe voor, ondiep geploegd land |
de belken:
bęlkǝ (Q112p Voerendaal),
de braken:
brǭkǝ (Q112p Voerendaal)
|
In dit lemma zijn de benamingen opgenomen voor a) de ondiepe voor in het algemeen; b) de voor die ontstaat bij de een of andere manier van ondiep ploegen; c) de akker die in zodanige voren geploegd ligt. Van een indeling in groepen moest worden afgezien, omdat van sommige woordtypen niet alleen de meervouds-, maar ook de enkelvoudsvorm bruikbaar is voor de ondiepe voren waarmee men de akker beploegt, en bijgevolg voor de aldus bewerkte akker zelf. De termen zijn voornamelijk gerangschikt naar het grondwoord voor "ondiep geploegd" resp. "ondiepe voor". Voor het (...)-gedeelte van varianten zie men het lemma ploegvoor. [N P, 12; N 11A, 109c + d; add.: JG 1b; N 11, 59; A 20, 1b; monogr.]
I-1
|
19305 |
oneerlijk(heid) |
bedrieger:
bedrēger (Q112p Voerendaal)
|
liegend en bedriegend [onreins, oneerlijk] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25064 |
oneven, niet door twee deelbaar |
omp:
oͅmp (Q112p Voerendaal)
|
oneven [DC 31 (1959)]
III-4-4
|
18975 |
onfatsoenlijk |
onfatsoenlijk:
ontfatseulik (Q112p Voerendaal)
|
in strijd met het fantsoen, met de goede manieren [vies, onfatsoenlijk] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25621 |
ongaar stuk deeg |
riem:
rēm (Q112p Voerendaal)
|
Ongaar stuk deeg in het gebakken brood. Vaak zit er een inzinking in het brood als gevolg van dat verschijnsel. Er is een aantal benamingen dat specifiek duidt op "ongaar stuk deeg", een ander aantal duidt op brood met een ongaar stuk deeg", een ander aantal duidt op brood met een ongaar stuk deeg erin, en een derde groep benamingen is bijvoeglijk van aard en zegt iets over de oorzaak van het ontstaan van zo''n ongaar stuk of zegt iets over de toestand van het brood, als een ongaar stuk deeg erin zit. [N 29, 68a; N 29, 68b; monogr.]
II-1
|
18901 |
ongehoorzame jongen |
bengel:
bengel (Q112p Voerendaal)
|
een ongehoorzame jongen [bengel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18821 |
ongelukkige |
stakkerd:
sjtakkerd (Q112p Voerendaal)
|
iemand die door het ongeluk is getroffen [stakkerd, duts] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25565 |
ongeschikt |
kapot:
kapot (Q112p Voerendaal)
|
Gezegd van deeg dat niet wil rijzen. In dit lemma komen verschillende grammaticale categorieën voor bij de woordtypen. [N 29, 29a; L 33, 25; monogr.]
II-1
|
23486 |
ongewijde aarde |
ongewijde grond:
ongewīēde grônk (Q112p Voerendaal)
|
Het deel van het kerkhof dat vroeger diende als begraafplaats a) voor ongedoopt gestorven kinderen, b) evt. voor iemand die zelfmoord had gepleegd, c) evt. voor een gevonden maar niet geïdentificeerd lijk [ongewiejde èèrd, ...buiten de heg", verloren kerk [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23974 |
onkuisaard |
smeerlap:
sjmierlap (Q112p Voerendaal)
|
Onkuisaard, viezerik op sexueel gebied [smeerlap, vieze beest, vieze fannie]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|