e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Voerendaal

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rafel vadem: vēm (Voerendaal) Hoe noemt men de losse draden, die uit een weefsel loslaten? (Nederl. rafels) [DC 31 (1959)] III-1-3
rafelen ruffelen: røfǝlǝ (Voerendaal) Uitvezelen van stof. [N 59, 188; N 62, 45a; MW; S 29; monogr.] II-7
ratel van witte donderdag ratel: ratel (Voerendaal) De ratel die van Witte Donderdag tot aan de zaterdag vóór Pasen in plaats van de altaarschel tijdens de mis wordt gebruikt. [N 96C (1989)] III-3-3
razen en tieren razen: raoze (Voerendaal) luidruchtig uiting geven aan woede [razen, tieren, tekeergaan, tobben] [N 85 (1981)] III-1-4
razend van woede woest: weus (Voerendaal) razend van woede, zeer woedend [dol, dul] [N 85 (1981)] III-1-4
recht vooruitstoten met de armen stoten: sjtoete (Voerendaal) stoten: met de armen recht vooruit stoten [stuike] [N 10 (1961)] III-1-2
rechte, vormeloze benen stokkenbenen: sjtekkebee (Voerendaal) benen: rechte, vormloze benen [mok-, motbeene] [N 10 (1961)] III-1-1
rechtstaande oren muizenoren: moeze oere (Voerendaal) oor: rechtstaande oren [fikoorkes] [N 10 (1961)] III-1-1
rechtvaardig eerlijk: ieërlik (Voerendaal) handelend naar recht en billijkheid, rechtvaardig [gerecht, gerechtig] [N 85 (1981)] III-1-4
rector rector (lat.): rector (Voerendaal) Een rector, de geestelijk leider van een klooster of gesticht. [N 96D (1989)] III-3-3