e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Voerendaal

Overzicht

Gevonden: 2119
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
brassen baljoenen: baljoene (Voerendaal) woest en wild leven, met veel cafés bezoeken [wilden] [N 87 (1981)] III-3-1
breedte breedte: brējtǝ (Voerendaal) Benaming voor een horizontaal genomen maat, voor of achter, in het bijzonder als tweede lid van samenstellingen als rugbreedte en armbreedte. [N 59, 45a; N 62, 2b; N 59, 44a] II-7
breken, snijden schroten: šrǫtǝ (Voerendaal) De bewerking die de graankorrel ondergaat op het snijvlak van de molensteen. Zie ook het lemma ɛbreken, plettenɛ. Het betreft daar het grof malen van haver met behulp van de haverpletter.' [N O, 36c; Vds 189] II-3
brief brief: bre.f (Voerendaal) brief [RND] III-3-1
broeden uitprakkiseren: oētprakkezēre (Voerendaal) ontwerpen, uitdenken, gezegd van bijv. een plan, een aanslag [beramen, braaien, broeden] [N 85 (1981)] III-1-4
broeder broeder: broeder (Voerendaal) Een lager lid van een kloosterorde die geen kerkelijke wijding bezit, broeder [bruur, broeder]. [N 96D (1989)] III-3-3
broedermeester voorbeder: vuurbeëner (Voerendaal) De persoon die tijdens de bidprocessies (op St. Marcus en de kruisdagen) met een staf beurtelings de voorbiddende en de nabiddende rij aanwees (broedermeester). [N 96C (1989)] III-3-3
broederschap van de heilige kindsheid kindsheid: de kiensheid (Voerendaal) De broederschap van kinderen die als doel had de heidense kinderen, vooral die in China, op te voeden, Broederschap der H. Kindsheid [Hèllige Kinsheid]. [N 96D (1989)] III-3-3
broek: algemeen broek: hee heel zen brook op mit ene leere riem (Voerendaal) Broeksriem. Hij hield z’n broek op met een leren riem. [DC 35 (1963)] III-1-3
broekenmaker broekenmaker: brōkǝmē̜kǝr (Voerendaal) Persoon die alleen maar broeken maakt. Het woordtype stukwerker duidt op een persoon die niet uitsluitend broeken maakt. [N 59, 195b] II-7