28902 |
broekenplank |
persplank:
pɛ̄šplaŋk (Q112p Voerendaal)
|
De broekenplank is de strijkplank die bij het openpersen van de broeksnaden in de broekspijp gestoken wordt. Deze plank heeft volgens de informant van L 416 de lengte van de broekspijp. De informanten van Q 17, Q 165 en Q 198 noemen zowel de plank waarmee zij de broekspijpen persen als de plank waarmee zij de mouwnaden persen mouw(e)plank(je) of mouwenhout. Zie ook de lemmata ɛpersplankɛ en ɛmouwplankɛ. Zie afb. 15.' [N 59, 19c]
II-7
|
18309 |
broeksriem |
riem:
hee heel zen brook op mit ene leere riem (Q112p Voerendaal)
|
Broeksriem. Hij hield z’n broek op met een leren riem. [DC 35 (1963)]
III-1-3
|
22586 |
bromtol |
bromtol:
broͅmto:l (Q112p Voerendaal, ...
Q112p Voerendaal),
Een definitief antwoord kan ik U niet geven, soms kokkerel, soms bromtol genoemd.
br-mtol (Q112p Voerendaal),
kokkerel:
Een definitief antwoord kan ik U niet geven, soms kokkerel, soms bromtol genoemd.
kokkərel (Q112p Voerendaal)
|
Hoe noemt (noemde) men de tol, die bij het ronddraaien een brommend geluid maakt. I. als deze van hout en door een timmerman was gemaakt? [DC 24 (1953)], [DC 24 (1953)] || Hoe noemt (noemde) men de tol, die bij het ronddraaien een brommend geluid maakt. II. als deze van blik en bontgekleurd is? [DC 24 (1953)]
III-3-2
|
20769 |
brood |
brood:
broet (Q112p Voerendaal),
brôêt (Q112p Voerendaal)
|
brood [DC 39 (1965)], [RND]
III-2-3
|
25623 |
brood met gaten in de kruim |
gebarsten:
gǝbastǝ (Q112p Voerendaal)
|
Wanneer de grondstoffen niet gelijkmatig over het deeg verdeeld zijn, kan dit zich wreken in de structuur van de kruim van het gebakken brood. Als de gist niet goed fijngemaakt is, kunnen er grote gaten in de kruim ontstaan (Schoep blz. 125). De oorspronkelijke vraagstelling in N 29, 69a luidde: "Hoe noemt u brood met gaten in de kruin?" Het feit dat dit ''kruin kruim'' (= "binnenste van het brood") moest zijn heeft de beantwoording niet noemenswaardig be√Ønvloed. Men had immers ''kruin'' de betekenis "korst" kunnen geven (zie wbd ii afl. 1 blz. 126 in de vertaling) maar uit de antwoorden blijkt dat geenszins. In het lemma komen verschillende grammaticale categorieën voor.' [N 29, 69a; N 29, 69b]
II-1
|
25593 |
brood netten |
netten:
nętsǝ (Q112p Voerendaal)
|
Het bevochtigen van de bovenzijde van deegbrood. De bedoeling van deze bewerking is om bij het bakken een mooie bruine korst te krijgen. [N 29, 40a; N 29, 30b; N 29, 39b; N 29, 40d; monogr.]
II-1
|
25613 |
brood uit de oven halen |
uitschieten:
ūtšētǝ (Q112p Voerendaal)
|
Het brood uit de oven halen wanneer het gereed is. Een bij het woord opgegeven object "brood" is niet opgenomen. [N 29, 50; N 29, 49; OB 2, 2e; monogr.]
II-1
|
25616 |
brood uit het blik of van de plaat halen |
deruithalen:
druthoalǝ (Q112p Voerendaal)
|
Een eventueel opgegeven object brood, weg e.a. wordt niet gedocumenteerd. [N 29, 52]
II-1
|
20710 |
broodje |
kadetje:
cadetjes (Q112p Voerendaal),
pistolet:
pistolees (Q112p Voerendaal)
|
verschillende soorten broodjes [N 29 (1967)]
III-2-3
|
25655 |
broodkar |
ventwagen:
vɛntwāgǝ (Q112p Voerendaal)
|
Kar waarmee de bakker of bakkersknecht het brood bezorgt. Vroeger gebeurde dat rondbrengen met de hondekar, aldus de informanten van L 292 en L 377. [N 29, 99b; monogr.]
II-1
|