e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Voerendaal

Overzicht

Gevonden: 2119
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
doopkapel doopkapel: doopkapel (Voerendaal) De kapel achter in de kerk, waarin de doopvont zich bevindt en waar de doop voltrokken wordt [doopkapel?]. [N 96A (1989)] III-3-3
doopsel doop: der doop (Voerendaal) Het doopsel [der doof]. [N 96D (1989)] III-3-3
doopsprei doopsprei: doopsjprei (Voerendaal, ... ) de doopsprei [N 96D (1989)] III-2-2
doopvont doopsteen: doopsjtee (Voerendaal), doopvont: doͅ.upfont (Voerendaal) doopvont [RND] || Het bekken waarin het doopwater bewaard wordt en waarboven het kind ten doop wordt gehouden [doopvont, doopsteen, doofsjtee?]. [N 96A (1989)] III-3-3
doopwater wijwater: wiewater (Voerendaal) Het gewijde water in de doopvont, waarmee gedoopt wordt [vont-, vunt-, vintwater, doopwater, wijwater?]. [N 96A (1989)] III-3-3
door de modder rollen rulsen: rø̜lšǝ (Voerendaal) [N 76, 32] I-12
doorgestikte naad siersteek: sērštēk (Voerendaal) Doorgestikte naden als decoratie. Naden worden doorgestikt aan de goede kant van de stof. Doorstikken is een uitstekende techniek voor het accentueren van een bepaald detail, het plathouden van de naadtoeslagen en het decoreren van effen stof (Het Beste Naaiboek, pag. 152). [N 59, 58] II-7
doormidden snijden van beschuitbollen kappen: kapǝ (Voerendaal) [N 29, 62a; N 29, 62b] II-1
doorn, stekel doorn (mv.): deun (Voerendaal), dör (Voerendaal), də:r (Voerendaal) doornen [DC 23 (1953)], [RND] III-4-3
doorputten doorputten: dōǝrpøtǝ (Voerendaal) Naaien met de putsteek. Zo goed als onzichtbaar doornaaien. De putsteek wordt gebruikt om kanten meerdere vastheid te geven en twee of meer stoflagen op elkaar te verbinden. Het is een zeer klein gestoken achtersteekje (Gerritse, pag. 41). [N 59, 61; N 59, 58; N 59, 55] II-7