e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Voerendaal

Overzicht

Gevonden: 2119
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
een bevel opvolgen luisteren: loēstere (Voerendaal) een bevel opvolgen [pareren, luisteren, gehoorzamen] [N 85 (1981)] III-3-1
een boterham smeren een boterham smeren: ən bo̝tram šmīərə (Voerendaal) smeren [RND] III-2-3
een ei ei: ē̜i̯ (Voerendaal) [L 1a-m; L 3, 8; L 5, 79; L 26, 13b; L 30, 18b; L 35, 7; JG 1b; RND 123; Vld.; monogr.] I-12
een gleuf aanbrengen in het deegbrood knippen: knepǝ (Voerendaal) Met de schaar of het mes een gleuf aanbrengen in het deegbrood. Volgens de informant van L 330 wordt dit "knippen" gedaan om het rijzen te bevorderen bij slechte deeg. [N 29, 44a] II-1
een huis huren huren: huurə (Voerendaal) een huis huren [DC 35 (1963)] III-2-1
een kind op de arm dragen busselen: cf. VD s.v. "busselen"2. inbakeren  bössele (Voerendaal), dragen: drage (Voerendaal) een kind op de arm dragen [peizen] [N 87 (1981)] III-2-2
een lelijk gezicht trekken een schrouw gezicht maken: e sjrow gezich maake (Voerendaal) grijnzen, een lelijk gezicht trekken [greeze, nen toot zette, snuit trekke, grimas maken] [N 10 (1961)] III-1-4
een verkoudheid hebben de hoest hebben: Ook wanneer men zich verslikt.  ix həp dər hőős (Voerendaal), de snop hebben: ich höb der sjnop (Voerendaal), ix həp dər šnop (Voerendaal, ... ), de snop te pakken hebben: ix həp dər šnop tə pakkə (Voerendaal) Verkoudheid. Op welke wijze wordt dit gewoonlijk uitgedrukt? B.v. Ik ben ~ [DC 27 (1955)] III-1-2
een zeugennest maken bed maken: bɛt mākǝ (Voerendaal) Van stro een soort nest maken voor het werpen, gezegd van de zeug. [N 76, 25; N 14, 56] I-12
eenscharige ploeg, rondgaande ploeg, voetploeg, radploeg, karploeg brabanderploeg: brǭbɛndǝrplōx (Voerendaal) In dit lemma zijn de benamingen bijeengebracht voor a) de oude, houten, later ook ijzeren voetploeg, die in plaats van een schaats soms een wieltje had; b) de oude houten, later ook wel ijzeren karploeg waarmee men ofwel naar één kant, dus "rond" moest ploegen ofwel heen en weer kon ploegen, omdat kouter en riester op een naar rechts resp. naar links om te ploegen voor konden worden ingesteld. De oude ploeg kon, zoals de voetploeg in K 315, 353, 359 en Q 27 en de houten karploeg in L 115, ook gewoon "de ploeg" genoemd worden, omdat hij ter plaatse destijds het enige of meest gebruikte type was. Voor zijn opvolger, en met name de wentelploeg, kwam dan meestal een bijzondere term in gebruik. [N 11, 30 + 32c + 32e; N 11A, 67 + 68 + 69 + 75e + 78 + 97 + 114; N J, 10 add.; JG 1a + 1b; N 12, 25 add.; N 27, 14 + 15 add.; A 27, 24 add.; A 33 add.; div.; monogr.] I-1