19273 |
gelukken |
gelukken:
gelukke (Q112p Voerendaal)
|
een voorspoedige afloop hebben, kunnen slagen [lukken, vergaan, bedoen, boteren, gelukken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19220 |
geluksvogel; altijd geluk hebben |
boffer:
boffer (Q112p Voerendaal)
|
iemand die altijd geluk heeft [zwijnjak, boffer, bidzalig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19227 |
gemakkelijk |
gemakkelijk:
gemekkelig (Q112p Voerendaal)
|
geen moeite of inspanning vereisend, niet moeilijk [licht, handig, gemakkelijk, zacht, lichtelijk, goed, makkelijk, gemak, spelegaans] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25526 |
gemalen, niet gezuiverd graan |
meel:
męǝl (Q112p Voerendaal)
|
De inhoud van het lemma beantwoordt niet in alle gevallen duidelijk aan het lemma-opschrift. Er is een groep woordtypen die een algemene benaming geeft, een tweede groep duidt op "gemalen, niet gezuiverd graan", een derde duidt een bepaald soort ongezuiverd meel aan en de vierde groep geeft aan dat dit graan voor veevoer wordt bestemd of dat dit afval is. [N 29, 14a]
II-1
|
18945 |
gemeen |
laag:
leëg (Q112p Voerendaal)
|
slecht, gezegd van het karakter, de aard [bedekt, laag] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18958 |
gemene vrouw |
feeks:
feeks (Q112p Voerendaal),
helleveeg:
helleveeg (Q112p Voerendaal)
|
een vrouw met een slecht en gemeen karakter [venijn] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18814 |
gemoed |
gemoed:
gemood (Q112p Voerendaal)
|
het binnenste van de mens als zetel van zijn gevoel [moed, gemoed] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18817 |
genoegen (doen) |
plezier:
plezeer (Q112p Voerendaal)
|
tevredenheid, genoegen [trek, plezier, goesting, snoel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17560 |
geraamte |
geraams:
gereams (Q112p Voerendaal)
|
geraamte [N 10a (1961)]
III-1-1
|
18939 |
gereed |
vaardig:
veeërdig (Q112p Voerendaal),
veërdig (Q112p Voerendaal),
ve͂e͂dəch (Q112p Voerendaal)
|
gereedkomen met wat men te verrichten heeft [geraken, klaarkomen] [N 85 (1981)] || klaar met een handeling die verricht moest worden, een handeling verricht hebbend [af, vaardig, klaar, teneinde, ree, verrig] [N 85 (1981)] || klaar: Als je - bent mag je gaan spelen [DC 35 (1963)]
III-1-4
|