e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Voerendaal

Overzicht

Gevonden: 2119
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
het voorrijzen in de trog rijzen: rīzǝ (Voerendaal) Volgens de informant van P 56 worden de grondstoffen in de trog of de machine gebracht. Eerst de bloem (¬± 50 kg). De gist (¬± 1 kg) wordt opgelost in water. Dit mengsel wordt op de bloem gegoten, waarin eerst een soort trechter is gemaakt. Dit alles laat de bakker ongeveer 15 minuten staan. Dit is dan wel het voorrijzen in de trog. [N 29, 24b; N 29, 24a] II-1
het vuur doven laten uitgaan: ⁄t vuur:r loate oe:tgoa (Voerendaal), uit laten gaan: oet loate goa (Voerendaal) doven, laten uitgaan, gezegd van vuur in de kachel [N 07 (1961)] III-2-1
heten heten: he͂e͂tə (Voerendaal) heten [DC 37 (1964)] III-2-2
heukelingen spreiden spreiden: špręi̯ǝ (Voerendaal) Het uiteengooien van de kleinste soort hoopjes, zodat ze verder kunnen drogen. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: heukelingen. ø...ŋ wijst op identieke antwoorden als in het lemma ''zwaden spreiden''.' [N 14, 105; JG 1a, 1b; A 34, 1; monogr.] I-3
heupwijdte, zitwijdte onderwijdte: oŋǝrwītǝ (Voerendaal) Maat gemeten om het dikste deel van het zitvlak, met voor heren twee vingers speling tussen de maatband en het lichaam. [N 59, 44d; N 59, 44c; N 62, 2b] II-7
hiel vers: de veèsj (Voerendaal), veejs (Voerendaal) voet: hak van de voet [vaesj, veers, hak] [N 07 (1961)] III-1-1
hik hik: der hik (Voerendaal) hik [hibbik, hikkepik, hippik] [N 10 (1961)] III-1-2
hoed (alg.) hoed: ho.t (Voerendaal) hoed [RND] III-1-3
hoek van een stuk land tomp: tømp (Voerendaal) Een hoek of punt van een stuk land. [N P, 1; A 33, 10; monogr.] I-8
hoepel reep: reep (Voerendaal) Hoe noemt men het kinderspeelgoed, bestaande uit een grote houten of ijzeren ring, die met een stokje, een haak of een oog wordt voortgedreven, zodat hij over de weg rolt? [DC 19 (1951)] III-3-2