20173 |
kind (troetelnaam) |
brummeltje:
cf. VD s.v. "brummel"= braambes; Het kan ook nog anders: zie Kerkrade Wb. s.v. "brijmoel
bräömelke (Q112p Voerendaal),
kindje:
kinneke (Q112p Voerendaal),
liefje:
leveke (Q112p Voerendaal),
schatje:
sjatje (Q112p Voerendaal)
|
het liefkozend woord van ouderen voor kinderen [doeleke, dooier, fies, kadolleken, zoeteken, krotte, schijtgat, drulleke, hummel, etc.] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
23999 |
kinderdoop |
kinderdoop:
kingerdoop (Q112p Voerendaal)
|
Een kinderdoop. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
21701 |
kinderfiets |
kinderfietsje:
keengerfietske (Q112p Voerendaal)
|
Hoe noemt u in uw dialect: een rijwiel waar kleine kinderen op rijden [N 99 (1991)]
III-3-1
|
19382 |
kinderstoel |
kinderstoel:
kingersjtool (Q112p Voerendaal)
|
Stoel voor kleine kinderen op hoge poten met een armleuning en een tafelblad ervoor, eventueel met een potje onder de zitting (kakstoel, krokstoel, kloef) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
23925 |
kindje jezus |
jezuskindje:
jezuskindje (Q112p Voerendaal)
|
Het Jezuskind, het kind(je) Jezus, Jezuke. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
20169 |
kinds |
kinds:
kinds (Q112p Voerendaal)
|
door hoge ouderdom zwak van geest [suffig, kinds, simpel] [N 85 (1981)]
III-2-2
|
33940 |
kinketting |
kinketting:
kenkęteŋ (Q112p Voerendaal)
|
Korte ketting onder de kin van het paard, die de bitringen van de bitstang met elkaar verbindt en tot steun van het bit dient. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 46; monogr.]
I-10
|
29843 |
kippen |
hennen:
henǝ (Q112p Voerendaal)
|
De hennen of de hoenderen. De (vrouwelijke) kippen of hennen vormen de meerderheid in een kippenhok en geven hun naam aan het geheel. Zie afbeelding 8. [N 19, 37; RND 1; Wi 13; Wi 14; Wi 17; A 6, 1b; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 6, 20a; L 28, 35; L 22, 22; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; L 42, 5; L 44, 53; S 14; NE 2, I; Gwn 5, 14; Vld.; monogr.]
I-12
|
18142 |
kippenborst |
kippenborst:
kippeborsj (Q112p Voerendaal)
|
borstbeen: vooruitstekend borstbeen [kiepeboorst, kiekeborst] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18000 |
kippenvel |
hennenvel:
hinnevel (Q112p Voerendaal)
|
kippevel (kleine bultjes met rechtopstaande haartjes bijv. ten gevolge van de kou) [kiepvel, ganzevel, kiekevlees] [N 10 (1961)]
III-1-2
|