e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Voort

Overzicht

Gevonden: 1571
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hagedis hagedis: ook in ZND 01u, 168  hoͅgədis (Voort) hagedis, muurhagedis [ZND 01 (1922)] III-4-2
hagelen hagelen: haxələ (Voort) hagelen [ZND 01 (1922)] III-4-4
hagelsteen, hagelkorrel hagelsteen: hoͅgəlstēͅn (Voort) hagelsteen [ZND 01 (1922)] III-4-4
hagelx hagel: haxəl (Voort) hagel [ZND 01 (1922)] III-4-4
hak krebber: krɛbǝr (Voort), vers: vas (Voort), vaǝs (Voort), vās (Voort) De verhoging, al of niet geheel of gedeeltelijk van leer, onder de hiel van de voet. [N 60, 233c; N 60, 126a; N 60, 169a; L 48, 28a; L 48, 28b; L 1a-m; L 1u, 82; L 5, 50; N 7, 37b; L 29, 42; monogr.] || Werktuig om de grond los te hakken, spade met een gekromd blad. Het gereedschap had een algemeen doel en diende, behalve om te wieden, ook voor andere doeleiden, zoals het schrapen (van strooisel of mest), het egaliseren van te diep uitgereden karresporen, het aanhogen van aardappelen (vergelijk het lemma Aanaardhak), enz. Deze nevendoeleinden zijn hier en daar in de benamingen terug te vinden. [N 11, 88; N 12, 45; N 15, 4 en 6a; N 18, 37, 40 en 41; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 42, 40; monogr.] I-5, II-10
hak van een schoen vers: va(ë)s (Voort) hoe heet het achterdeel van de schoen (fr. talon) ? [ZND 29 (1938)] III-1-3
hak van het blad van de zeis vars: vā.s (Voort) Het brede uiteinde van het blad van de zeis, aan de zijde van de arend. Zie afbeelding 5, nummer 2. Sommige opgaven hebben betrekking niet alleen op het puntige uiteinde van de snede aan de zijde van de arend, maar op de gehele brede zijde van het blad, doorlopend tot de rug. Van een dergelijke toevoeging is sprake bij: vars 113, 115, 117, 118a, 172, 173, 176a, 179, 182, 219, 177, 186, 223, Q 73, 157a, 160, 161, 164, 166, 240; voet: L 324. [N 18, 68b; JG 1a, 1b; monogr.] I-3
haken crocheteren (<fr.): crocheteeren (Voort) Haken, crocheren. [ZND 35 (1941)] III-1-3
haken en ogen haken en ogen: hōkǝ ɛn ōgǝ (Voort) Kleine metalen haakjes en ringetjes die, langs de zomen van kledingstukken genaaid, dienen om deze te sluiten. [N 62, 51; L 1a-m; L 24, 40b; L 49, 25; MW; S 11] II-7
hakken, wieden met de hak kappen: kapǝ (Voort), krebberen: krɛbǝrǝ (Voort) Met een hak de grond tussen (rijen van) opgroeiende planten bewerken, met het doel deze luchtig te maken en van onkruid te zuiveren. [N 15, 5; JG 1a, 1b; monogr.] I-5