| 17645 |
heup |
heup:
ho:p (P192p Voort)
|
heup [ZND 01 (1922)]
III-1-1
|
| 33704 |
heuvel |
bergje:
bɛrxskǝ (P192p Voort)
|
Een kleine verhevenheid in het landschap. [L 34, 22]
I-8
|
| 24912 |
heuvel, kleine hoogte |
bergje:
bergske (P192p Voort),
hoogte:
høgdə (P192p Voort),
ps. of omspellen volgens Frings: [h$gte]?
wa ⁄n högte (P192p Voort)
|
heuvel [ZND 34 (1940)] || hoogte [ZND 01 (1922)] || wat een hoogte! [ZND 27 (1938)]
III-4-4
|
| 17776 |
hiel |
vers:
va:s (P192p Voort),
vas (P192p Voort)
|
hiel (van de voet) [ZND 01 (1922)] || hoe heet het achterdeel van de voet (fr. talon) [ZND 29 (1938)]
III-1-1
|
| 18012 |
hijgen |
gijgen:
gɛ:gə (P192p Voort),
kuimen:
kø̜̄mǝ (P192p Voort)
|
[JG 1a, 1b]hijgen (naar adem) [ZND 01 (1922)]
I-11, III-1-2
|
| 21462 |
hinderen |
letten:
laetə (P192p Voort)
|
Hinderen. [ZND 01 (1922)]
III-3-1
|
| 22777 |
hinkelblokje |
schaal:
scheəl (P192p Voort)
|
Hoe heet het stukje hout of steen dat hierbij wordt gebruikt? [ZND 27 (1938)]
III-3-2
|
| 22774 |
hinkelen |
hinken:
heinke (P192p Voort)
|
Hoe heet het kinderspel, waarbij op één been gesprongen wordt? [ZND 27 (1938)]
III-3-2
|
| 22778 |
hinkelperk: vorm |
rechthoek:
rêghoek (P192p Voort)
|
Welke vorm heeft het spel dat op de grond wordt getekend? Teken dit op een afzonderlijk blaadje en schrijf de namen van de onderdelen in de vakken. [ZND 27 (1938)]
III-3-2
|
| 17955 |
hinken |
hinken:
henken (P192p Voort),
hɛ:nke (P192p Voort),
panken:
panken (P192p Voort)
|
hinken [ZND 01 (1922)] || Hoe heet: op één been springen (van pijn.) ? [ZND 27 (1938)]
III-1-2
|