e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Voort

Overzicht

Gevonden: 1571
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
heup heup: ho:p (Voort) heup [ZND 01 (1922)] III-1-1
heuvel bergje: bɛrxskǝ (Voort) Een kleine verhevenheid in het landschap. [L 34, 22] I-8
heuvel, kleine hoogte bergje: bergske (Voort), hoogte: høgdə (Voort), ps. of omspellen volgens Frings: [h$gte]?  wa ⁄n högte (Voort) heuvel [ZND 34 (1940)] || hoogte [ZND 01 (1922)] || wat een hoogte! [ZND 27 (1938)] III-4-4
hiel vers: va:s (Voort), vas (Voort) hiel (van de voet) [ZND 01 (1922)] || hoe heet het achterdeel van de voet (fr. talon) [ZND 29 (1938)] III-1-1
hijgen gijgen: gɛ:gə (Voort), kuimen: kø̜̄mǝ (Voort) [JG 1a, 1b]hijgen (naar adem) [ZND 01 (1922)] I-11, III-1-2
hinderen letten: laetə (Voort) Hinderen. [ZND 01 (1922)] III-3-1
hinkelblokje schaal: scheəl (Voort) Hoe heet het stukje hout of steen dat hierbij wordt gebruikt? [ZND 27 (1938)] III-3-2
hinkelen hinken: heinke (Voort) Hoe heet het kinderspel, waarbij op één been gesprongen wordt? [ZND 27 (1938)] III-3-2
hinkelperk: vorm rechthoek: rêghoek (Voort) Welke vorm heeft het spel dat op de grond wordt getekend? Teken dit op een afzonderlijk blaadje en schrijf de namen van de onderdelen in de vakken. [ZND 27 (1938)] III-3-2
hinken hinken: henken (Voort), hɛ:nke (Voort), panken: panken (Voort) hinken [ZND 01 (1922)] || Hoe heet: op één been springen (van pijn.) ? [ZND 27 (1938)] III-1-2