e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Voort

Overzicht

Gevonden: 1571
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
houtworm worm: do zit de wörm ein  wörm (Voort) houtworm, memel [ZND 38 (1942)] III-4-2
huid vel: vel (Voort), vɛl (Voort) [L 29, 44]de huid (van de mens) [ZND 29 (1938)] I-11, III-1-1
huif van de huifkar huif: hǫu̯f (Voort) Kap van de huifkar. Deze kap wordt over hoepels getrokken, die vooraf op een hooikar gezet worden. [N 17, 10b; S 15; Wi 17; L 27, 32; L 1a-m; monogr] I-13
huifkar huifkar: hǫfkɛǝr (Voort) Benaming voor een hoogkar waarop men een huif gezet heeft, zodat de kar voor personenvervoer gebruikt kon worden (bijv. bij kerk- en marktbezoek). Soms werd de huifkar ook voor vrachtvervoer, bijv. van meel, gebruikt. Zie ook het lemma molenkar in wld II.3. De huif was een linnen doek die over houten hoepels gespannen werd. Deze hoepels werden op hun beurt tegen de zijkanten van de kar bevestigd. Bovendien hing men aan de kar een trede, die het instappen vergemakkelijkte. [N 17, 10a + 15; N G, 51; JG 1a; S 15; L 27, 33; L 1a-m; R 3, 61; monogr.] I-13
huilen (van droefheid) brullen: bryldə (Voort), schreeuwen: sXrīvdə (Voort) Hij huilde (weende, schreide) van droefheid [ZND 44 (1946)] III-1-4
huis, woning huis: hoͅu̯əs (Voort) huis [ZND 01 (1922)] III-2-1
huismus, mus mus: møs (Voort) mus [ZND 01 (1922)] III-4-1
huisvlieg, vlieg huisvlieg: in notatie van Pieter G.  hōͅsvlīx (Voort) vlieg, huis— [ZND 01 (1922)] III-4-2
huiveren bibbelen: bibbele (Voort, ... ), bibələ (Voort) huiveren [ZND 01 (1922)] || Huiveren (beven, rillen van de kou of van schrik) [ZND 21 (1936)] || huiveren (beven, rillen van de kou of van schrik) [ZND 27 (1938)] III-1-2
huurhuis gehuurd huis: gehuurd haus (Voort), huurhuis: hyərhōͅs (Voort) huurhuis [ZND 01 (1922)], [ZND 27 (1938)] III-2-1