22464 |
boogschuttersgilde |
gilde:
gilde (P227p Vorsen)
|
een vereniging, een gilde van boogschutters [doel, doelmaatschappij, handboogmaatschappij] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
24472 |
boom (alg.) |
boom:
bu:m (P227p Vorsen)
|
boom [RND]
III-4-3
|
22339 |
boomvruchten stelen |
pakken:
freûët pakke (P227p Vorsen)
|
boomvruchten stelen [tuten, stropen, bogeren, buten, afsnatsen] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
33280 |
boon, algemeen |
boon:
bun (P227p Vorsen),
bunǝ (P227p Vorsen)
|
Phaseolus L. Zoals bij de erwt gaat ook hier het lemma met de algemene benaming vooraf aan de namen van specifieke soorten. Enkelvouden en meervouden zijn apart gehouden. [JG 1a, 1b, 1c; L 1, a-m; L 1u, 21; L 8, 84; L 22, 3a; S 4; Wi 14; monogr.; add. uit N P, 23]
I-5
|
26141 |
borst |
borst:
bǫs (P227p Vorsen)
|
Zie afbeelding 2.19. [JG, 1b; N 8, 32.2]
I-9
|
17578 |
borstelig haar |
stekelhaar:
stéékelhoor (P227p Vorsen)
|
Borstelig haar (stekelhaar, pinhaar). [N 109 (2001)]
III-1-1
|
17631 |
borsten |
tetten:
tette (P227p Vorsen)
|
borsten van de vrouw [mamme, memme, tette, tiete] [N 10c (1995)]
III-1-1
|
18248 |
borstspeld |
broche (fr.):
[Fax Maurice Moyaerts 18/03/02]
broche (P227p Vorsen)
|
sierspeld [N 114 (2002)]
III-1-3
|
33713 |
bos |
bos:
bos (P227p Vorsen)
|
Een met opgaande bomen beplante uitgestrektheid grond hetzij in natuurstaat of aangelegd. [N 27, 4a; RND 82; L 1a-m; L 22, 7; Vld.; monogr.]
I-8
|