34001 |
inspannen |
inspannen:
ęnspanǝ (P227p Vorsen),
voorspannen:
vørspanǝ (P227p Vorsen)
|
Het opgetuigde paard voor een kar met berries spannen. Men plaatst het tussen de berries, waaraan de draagriem, de brede buikriem, en de strengen worden vastgemaakt. Voor andere voer- en landbouwwerktuigen wordt het paard niet in- maar aangespannen. De term inspannen werd echter ook enkele keren in de hier behandelde betekenis opgegeven. [JG 1b; N 8, 98a; RND 74]
I-10
|
22328 |
inzet bij het spel |
inzet:
ènzet (P227p Vorsen)
|
het geheel van wat door elk van de spelers in een partijtje op het spel gezet is [pot, zaad, zwik] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
17593 |
iris |
pupil:
pupil (P227p Vorsen)
|
Iris: het gekleurde gedeelte van het oog waarin zich de pupil bevindt (iris, oogappel). [N 106 (2001)]
III-1-1
|
18326 |
jasschort |
paletotvoordoek (<fr.):
paltoveurk (P227p Vorsen)
|
Werkkleren. De kleren die men draagt als men klusjes doet. [N 114 (2002)]
III-1-3
|
21914 |
jong dat pas kan vliegen |
vlug:
vløk (P227p Vorsen)
|
Vlug jong. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
22027 |
jong dat pluimen begint te krijgen |
stoppelen:
stòpəls (P227p Vorsen)
|
Jong dat pluimen begint te krijgen. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
34314 |
jong varken |
kurre:
kørǝ (P227p Vorsen)
|
Jong varken in het algemeen. [N 19, 3; N C, add.; L 1a-m; L 3, 2b; L 37, 49a; NE I.12; NE 2.I.9; JG 1a, 1b, 2c; AGV KI; S 3; RND 46 en 84; Vld.; Wi 51; Gwn 5, 12; monogr.]
I-12
|
34481 |
jonge kip |
pul:
pø̜l (P227p Vorsen)
|
Bedoeld wordt de jonge kip die bijna aan de leg is of net legt. [N 19, 40d; R 14, 23b; R 3, 39; A6, 1b; JG 1a, 1b; L 1a-m; Gwn; Vld.; S 27, add.; monogr.]
I-12
|
20365 |
jongen met wie een meisje verkering heeft |
caressant:
kërsant (P227p Vorsen)
|
de jongen met wie men verkering heeft [caprice, flip, vrijer] [N 115 (2003)]
III-2-2
|
18232 |
juweel |
bijou (fr.):
bijou (P227p Vorsen)
|
Juweel. Een geslepen edelsteen die als sieraad dient [juweel, edelsteen, bijou, bagge] [N 114 (2002)]
III-1-3
|