| 34198 |
trommelzucht |
opgelopen (volt. deelw.):
ǫpgǝlǭpǝ (Q183p Vreren)
|
Een sterke gasophoping in de pens bij koeien vooral veroorzaakt dor het eten van nat of bedauwd gras en klaver. Deze trommelzucht belet, door druk op de longen, de ademhaling en leidt tot hevige benauwdheid die de dieren kan doen stikken (Berns 1983, blz. 129). Zie ook het lemma ''trommelzucht'', ''meteorisme'' in wbd I.3, blz. 468-471. [N 3A, 90; L 23, 1c; A 48A, 6; N C add.; monogr.]
I-11
|
| 19317 |
trots |
groots:
greuts (Q183p Vreren)
|
groots [ZND 24 (1937)]
III-1-4
|
| 33615 |
tuinman, boomkweker |
boomsnoeier:
JK Begrip te splitsen? veel samenstellingen met boom- uit RND zijn geconstrueerd; de andere hebben de ruimere betekenis van tuinman.
bømsnoͅi̯ər (Q183p Vreren),
hovenier:
JK Begrip te splitsen? veel samenstellingen met boom- uit RND zijn geconstrueerd; de andere hebben de ruimere betekenis van tuinman.
hoͅvənīr (Q183p Vreren)
|
[RND 08]
I-7
|
| 33788 |
uier |
ouwer:
au̯ǝr (Q183p Vreren)
|
De melkklier van de koe zoals zij zich uitwendig vertoont onder aan de buik. Op de kaart is het woordtype uier niet opgenomen. [JG 1a, 1b; Gwn V, 7; L 8, 24a; L 14, 27a; RND 127; S 38; Wi 51; monogr.]
I-11
|
| 17854 |
uitglijden |
uitstrankelen:
autstrenkele (Q183p Vreren)
|
uitglijden [ZND 24 (1937)]
III-1-2
|
| 34297 |
varken |
varken:
vɛrkǝ (Q183p Vreren)
|
Bedoeld wordt een varken in het algemeen, niet geslachtelijk of naar leeftijd onderscheiden. [N 19, 1; N M, 7; N C; N C, add.; RND 46 en 84; L 8, 19; L 8, 32; L mon.; S 39; JG 1a, 1b, 2c add.; R (s]
I-12
|
| 22648 |
vastenavond |
vastelavond:
vastəlu.əvət (Q183p Vreren)
|
vastenavond [RND]
III-3-2
|
| 21284 |
vechten |
vechten:
fɛ.xtə (Q183p Vreren)
|
Hij deed geheel de wereld vechten. [RND]
III-3-1
|
| 34266 |
vee |
beesten:
bēstǝ (Q183p Vreren)
|
Alle huisdieren samen: paarden, runderen en kleinvee. Vergelijk het lemma ''veestapel'' (13.12) in deze aflevering. [A 11, 4; JG 1a; RND 4, 31; RND 7, 31; RND 8, 31; RND 10, 31; Wi 52; N C, add.; Vld.; monogr.]
I-11
|
| 18080 |
verkoudheid |
kou:
ich hep enne ka op de bos (Q183p Vreren)
|
Ik heb een kou op de borst. [ZND 22 (1936)]
III-1-2
|