e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Vreren

Overzicht

Gevonden: 388
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vonk vonk: voͅŋk (Vreren, ... ) vonk, geinster [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] III-2-1
voorschoot, schort (alg.) voordoek: Uit: Daan, J. en G. Winnen (1954), Schort in de Nederlandse dialecten. In: Taal en Tongval 6, blz. 87-98, bijlage II blz. 98.  vörk en varianten (Vreren) Schort (in de Nederlandse dialecten) III-1-3
voorstrengen boomzeel: bō.mzē.l (Vreren), trekzeel: tręk˲zē̜.l (Vreren) Strengen waar het voorgespan (dat is het voorste van twee ingespannen paarden) mee trekt en die aan de voorste schei of aan een haak in de berries van de kar of wagen zijn vastgemaakt. Wanneer drie paarden achter elkaar zijn ingespannen trekt zowel het eerste als het tweede paard met voorstrengen. [JG 1b, 1c, 1d, 2c; N 13, 62] I-10
voorwand hoofdbred: hø̜̄t˱brē̜t (Vreren) De vaste of afneembare voorplank van de kar of wagen. De kar met opkipbare bak heeft meestal een vaste voorwand; bij die met vaste bak kan de voorwand weggenomen worden en vervangen worden door bv. een oogsthek om de laadruimte te vergroten. Dit lemma vertoont een grote gelijkenis met het lemma voor de achterwand. Dat is niet te verwonderen, omdat er betekenisuitbreidingen in de twee richtingen zijn geweest. Ten noorden van de lijn Halen (P 48) - Neeroeteren (L 368) hebben de benamingen voor de achterplank geleidelijk aan ook de betekenis "voorplank" gekregen, omdat de achterplank altijd een apart onderdeel van de kar of de wagen geweest is, terwijl de voorplank alleen maar bij de hoogkar los is en dus een apart onderdeel vormt. Ten zuiden van deze lijn is echter het omgekeerde gebeurd: de achterplank heeft de naam van de voorplank gekregen. Vermoedelijk hadden de karren hier oorspronkelijk helemaal geen achterplank. Toen men nadien de karbak achteraan ook ging afsluiten (om de laadruimte te vergroten), werd daarvoor dan dezelfde naam gebruikt als die van de voorplank, die hier sterk op leek. (Meer hierover is te vinden in Goossens 1963, pag. 54-58). Op de kaart zijn voor Belgisch Limburg alleen de gegevens uit de mondelinge enqu√™te opgenomen. [Meer hierover is te vinden in Goossens 1963, pag. 54-58] I-13
vriend kameraad: kaməroͅət (Vreren) vriend(in) [RND] III-3-1
vroegmis vroegmis: vrychmis (Vreren) vroegmis [RND] III-3-3
vrouw meidje: Meisje.  mɛtskə (Vreren), vrouw: Gehuwde vrouw.  vro.uw (Vreren), wijf: waiv (Vreren), Plat. Gehuwde vrouw.  wa.if (Vreren) vrouw [RND], [RND] III-3-1
vrouwelijke kip hen: hen (Vreren) De hen is het wijfje van het tamme huishoen. [N 19, 37; Wi 13; Wi 14; Wi 17; NE II, 10; Gwn 5, 14; A 11, 1c; A6, 1b; L 6, 20a; L 22, 22; L 28, 35; L 42, 5; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; JG 1a, 1b; S 14; L 1a-m; Vld.; monogr.] I-12
waterput put: pøt (Vreren) [RND 08] I-7
weddenschap weddingschap: wödiŋksjup (Vreren) weddenschap [RND] III-3-2