| 32928 |
opper |
huister:
hū.stǝr (Q172p Vroenhoven)
|
De grootste soort hooihoop in het veld. [N 14, 112 en 111 add.; JG 1a, 1b, 2c; A 10, 20; A 16, 3b; A 42, 20b; L 38, 38b; monogr.]
I-3
|
| 18030 |
oprispen |
rupselen:
rupselen (Q172p Vroenhoven)
|
oprispen [ZND 05 (1924)]
III-1-2
|
| 33152 |
opstapelen van graanzakken |
ophopen:
ǫphōpǝ (Q172p Vroenhoven),
stapelen:
stǫpǝlǝ (Q172p Vroenhoven)
|
Zakken met graan op een hoop zetten. [L 27, 24]
I-4
|
| 33078 |
opsteken van de schoven |
steken:
stē̜.kǝ (Q172p Vroenhoven)
|
Het op de oogstkar laden van de gedroogde schoven. Dit gebeurt door twee personen, de één, de opsteker (zie het lemma ''opsteker'', 5.1.4) steekt de schoven met een oogstgaffel van het hok naar de kar omhoog, waar de ander, de tasser (zie het lemma ''tasser op de wagen'', 5.1.5) de schoven aanneemt en in lagen (zie het lemma ''laag schoven op de wagen'', 5.1.7) op de oogstkar tast. Vergelijk ook het lemma ''hooi opladen'' (5.1.5) in aflevering I.3.' [JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-4
|
| 17900 |
optillen |
opheffen:
opheffe (Q172p Vroenhoven, ...
Q172p Vroenhoven),
opl?ften (~du.):
opluften (Q172p Vroenhoven),
opløftə (Q172p Vroenhoven),
oplichten:
opløXtə (Q172p Vroenhoven)
|
dat kan ik opheffen [ZND 26 (1937)] || optillen [RND]
III-1-2
|
| 34000 |
optuigen |
hamen:
hǭmǝ (Q172p Vroenhoven)
|
Een trekpaard van het nodige trektuig voorzien. Men zet het hoofdstel op het hoofd van het paard, plaatst het haam om zijn nek, legt het schoftzadel op zijn rug en doet het achterhaam aan. Tenslotte gespt men de verschillende delen aan elkaar. [JG 1b; N 8, 97a; monogr.]
I-10
|
| 19037 |
opzettelijk |
expres:
ook materiaal znd 1a-m
ekspres (Q172p Vroenhoven),
êspres (Q172p Vroenhoven)
|
opzettelijk [ZND 23 (1937)]
III-1-4
|
| 34053 |
os |
os:
ǫs (Q172p Vroenhoven)
|
Gesneden mannelijk rund [N 3A, 19; JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 12; L 4, 37; L 20, 12; Wi 16; monogr.]
I-11
|
| 33763 |
oud, versleten paard |
krak:
krak (Q172p Vroenhoven)
|
Zie ook het lemma ''benamingen voor het paard naar de leeftijd'' (2.4.1), sub F. [JG, 1b; A 45, 28a; L 5, 36; L 36, 82; N 8, 20, 62f en 62g; monogr.]
I-9
|
| 20229 |
ouders |
ouders:
znd 44, 27;
awərs (Q172p Vroenhoven)
|
ouders; waar ligt het land van uw ouders? [ZND 44 (1946)]
III-2-2
|