e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Vroenhoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pasgeboren kalf nuchter kalf: nø̄xtǝr [kalf] (Vroenhoven) [N 3A, 15 en 20; N C, 6; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
passen passen: passe (Vroenhoven), pasǝ (Vroenhoven) Een kledingstuk passen om te zien of het goed zit en de juiste maat heeft. [N 59, 73; N 62, 8; L 48, 1; monogr.] || Passen. Wie een nieuwe jas bestelt laat zich de maat nemen en moet later naar de kleermaker om het kledingstuk te gaan ... Welk woord gebruikt uw dialect hier? (fr. essayer) [ZND 48 (1954)] II-7, III-1-3
pastoor pastoor (<lat.): pəstu:r (Vroenhoven) pastoor [RND] III-3-3
pater pater (lat.): poͅ:tər (Vroenhoven) pater [RND] III-3-3
patroonheilige, kerkpatroon patroon (<fr.): heilige (m)  nə pətrun (Vroenhoven), model (v)  ən pətrun (Vroenhoven) Een patroon: uitspraak. [ZND 40 (1942)] III-3-3
paus paus: də po.`s (Vroenhoven) De paus. [ZND 40 (1942)] III-3-3
peetoom peter: pjeutter (Vroenhoven), pjötr (Vroenhoven) hoe heet de man die een kind ter doop houdt [ZND 48 (1954)] || peter (doopvader) [ZND 05 (1924)] III-2-2
peettante paat: paot (Vroenhoven), pōͅt (Vroenhoven) hoe heet de vrouw die een kind ter doop houdt [ZND 48 (1954)] || meter (doopmoeder) [ZND 05 (1924)] III-2-2
pek pek: pę̄k (Vroenhoven) De kleverige, zwarte massa die de schoenmaker gebruikt om een draad mee in te smeren. [N 60, 197b; N 36, 44; L 40, 38] II-10
pekdraad pekdraad: pɛkdrǭt (Vroenhoven) De draad die men maakt door hennepvezels in elkaar te draaien en met pek in te smeren. [N 60, 195a; N 60, 238a; N 36, 44; L 40, 39] II-10