| 33740 |
prikkeldraad |
pinnetjesdraad:
penǝkǝsdrǫ.t (Q172p Vroenhoven)
|
Twee- of driedraads gevlochten ijzerdraad van scherpe punten voorzien waarmee men een weide of een stuk grond afspant. [N M, 6b; N M, 6a; L 40, 73; JG 1b; L 32, 45 add.; Vld.; Gwn 16, 11; A 25, 4f; A 25, 8 add.; monogr.]
I-8
|
| 22356 |
priktol |
dop:
dop (Q172p Vroenhoven),
kokkerel:
kukəreͅl (Q172p Vroenhoven)
|
Priktol (= werptol: door middel van een erom gewonden touw werpt men hem draaiend op de grond). [ZND 16 (1934)]
III-3-2
|
| 19272 |
profiteren |
profiteren:
van də oko.žə profəte.rə (Q172p Vroenhoven)
|
Van de gelegenheid (occasie) profiteren. [ZND 40 (1942)]
III-1-4
|
| 18926 |
prutsen |
frutselen:
frutsele (Q172p Vroenhoven),
frutsələ (Q172p Vroenhoven),
prutsen:
prutsen, aan iets bezig zijn (Q172p Vroenhoven)
|
prutsen: betekenis [ZND 40 (1942)] || prutsen: uitspraak [ZND 40 (1942)]
III-1-4
|
| 18930 |
prutswerk |
prutselwerk:
prutselwerk doen (Q172p Vroenhoven)
|
prutsen: betekenis [ZND 40 (1942)]
III-1-4
|
| 30687 |
puimsteen |
puimsteen:
pø̄mstēn (Q172p Vroenhoven)
|
Lichte poreuze gestolde lava met een sponsachtig uiterlijk voor het polijsten van houtwerk en het inschuren van natte grondverf. De 'Gotlandsteen' (Q 162) is een zeer fijnkorrelige zandsteen uit Gotland in Zweden, harder dan puimsteen, die voor fijn schuurwerk wordt gebruikt. [S 29; L 40, 80; N 67, 60c; Renders 1; monogr.]
II-9
|
| 32879 |
punt van het blad van de zeis |
tip:
tøp (Q172p Vroenhoven)
|
De scherpe punt aan het blad van de zeis, aan het uiteinde tegenover de arend en de hak. Zie afbeelding 5, nummer 3. [N 18, 68c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-3
|
| 27904 |
raam |
venster:
venstǝr (Q172p Vroenhoven
[(+)]
)
|
Zie kaart. Een van glas voorziene opening waardoor het buitenlicht naar binnen valt. In het onderzoeksgebied worden de woorden 'venster' en 'raam' ook wel gebruikt voor de houten of metalen omlijsting waarin de vensterruit wordt geplaatst. In het Standaardnederlands zijn de woorden 'raam', 'venster' en 'glas' onzijdig, in de meeste Limburgse dialecten echter vrouwelijk. Wanneer door de invullers nadrukkelijk een vrouwelijk genus werd opgegeven, is achter de betreffende plaatscode een (+) opgenomen. [N 55, 37; RND 49; A 46, 10a; L mon.; monogr.; Vld.]
II-9
|
| 19977 |
rammelaar |
rammelaar:
rɛməlēͅr (Q172p Vroenhoven)
|
rammelaar, mannetje konijn [Goossens 1b (1960)]
III-2-1
|
| 20515 |
ranzig |
gats:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
gats (Q172p Vroenhoven),
gatsig:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
gatsetich (Q172p Vroenhoven)
|
garstig [ZND 23 (1937)]
III-2-3
|