| 22373 |
wip |
wip:
/
wip (Q172p Vroenhoven)
|
wip [SND (2006)]
III-3-2
|
| 33779 |
wisselen van de tanden |
wisselen:
wisǝlǝ (Q172p Vroenhoven)
|
Het breken of wisselen van de veulentanden gebeurt op twee en een half- à drie en een halfjarige leeftijd; het veulen verliest de melktanden en krijgt paardetanden, eerst de twee voorste tanden of binnentanden. Als het omstreeks vier jaar is, breken de twee middentanden en op vier en een half- à vijfjarige leeftijd de twee hoektanden. [JG 1a, 1b; N 8, 19]
I-9
|
| 18290 |
wit halsboordje |
bandje:
bêinchə (Q172p Vroenhoven),
e bendche (Q172p Vroenhoven)
|
wit halsboordje (fr. faux-col) [ZND 32 (1939)]
III-1-3
|
| 33772 |
wit stervormig vlekje op het voorhoofd |
ster:
stār (Q172p Vroenhoven)
|
Witte plek op het voorhoofd van donkerharige paarden, niet groot maar van verschillende vorm als rond, ovaal e.d. Een ster is iets groter dan een kol. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b; N 8, 27a; S 27]
I-9
|
| 34538 |
wit van het ei |
wit:
wit (Q172p Vroenhoven)
|
[JG 1b, 1c; monogr.]
I-12
|
| 33258 |
witte klaver, steenklaver |
steenklee:
štē[klee] (Q172p Vroenhoven)
|
Trifolium repens L. Een 5 tot 25 cm lange plant met kruipende stengels emn witte, later bruine, bloemhoofdjes, die van mei tot de herfst bloeien. Ook witte klaver wordt vooral als veevoeder en als dekvrucht geteeld, is eerder geschikt voor weiden dan voor maaien, maar stelt lagere eisen aan de grond. Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; monogr.]
I-5
|
| 20654 |
witte kool |
wit moes:
wet mōs (Q172p Vroenhoven)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
| 24280 |
witte kwikstaart |
kwikstaartje:
kwikstetsje (Q172p Vroenhoven),
kwiksteͅtsje (Q172p Vroenhoven)
|
kwikstaart [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)]
III-4-1
|
| 33943 |
wolfsgebit, gebroken gebit |
stang:
staŋ (Q172p Vroenhoven
[(met beugel)]
)
|
Dit bit, gebruikt om moeilijke paarden te beteugelen, heeft een stang die in het midden scharniert. Het wordt vooral gebruikt bij rijpaarden. Op verscheidene plaatsen heeft dit soort bit kennelijk geen aparte naam. Dit wordt uitdrukkelijk gemeld voor: Q 80, 152, 162, 182. Er bestaan ook wolfsgebitten met een beugel in het midden om moeilijke paarden te beteugelen. De namen voor de twee types worden niet strikt uit elkaar gehaald. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 43]
I-10
|
| 18132 |
wonde |
wonde:
dĕi won zol ettere (Q172p Vroenhoven),
deͅj won zoͅl êttərə (Q172p Vroenhoven),
won (Q172p Vroenhoven, ...
Q172p Vroenhoven)
|
Die wonde zal etteren [ZND 23 (1937)] || een wonde met warm water baden [ZND 32 (1939)]
III-1-2
|