e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Vroenhoven

Overzicht

Gevonden: 1550
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zeven met de handzeef zeven: zē̜vǝ (Vroenhoven) Zaaigraan winnen uit het met de wan gezuiverde graan door het te zeven. [N 14, 41b, 42b en 43b; JG 1a, 1b; Wi 43; S 45; monogr.] I-4
zich bemoeien met bemoeien: bemeuje (Vroenhoven), moe maken: meuj maoke (Vroenhoven), tussensteken: tussen stèke (Vroenhoven) ik kan me daarmee niet bemoeien [ZND 21 (1936)] III-3-1
zich inbeelden zich inbeelden: ook materiaal znd 27, 39  zich ienbeeldĕ (Vroenhoven), zich inbēldə (Vroenhoven) inbeelden [ZND 01 (1922)] III-1-4
zich over de rug wentelen (zich) wendelen: wę.ndǝlǝ (Vroenhoven) Geregeld gaan de paarden op hun rug liggen en slaan met de poten in de lucht. Zij doen dit vooral bij jeuk of buikpijn. [JG 1a, 1b; N 8, 69] I-9
zicht zicht: zex (Vroenhoven) Korte zeis die met één hand gehanteerd wordt en gebruikt wordt voor het maaien van rogge, tarwe, haver, gerst, enzovoorts. Zie de algemene toelichting bij paragraaf 4.2 over het maaien en afbeelding 5. Op de semasiologische kaart 30 zijn de gebieden met pik in de betekenis "zicht" van kaart 29 en met pik in de betekenis "mathaak" van kaart 33 bijeengezet. [N 18, 70; JG 1a, 1b, 2c; Goossens 1963, krt. 28; A 14, 7; A 23, 16.2; L 45, 7; Gwn 7, 4; div.; monogr.; add. uit N 11, 88; N 14, 131; N 15, 16a; N 18, 71; A 4, 28; A 14, 10; L 20, 28; L 42, 46; L 48, 34; Lu 1, 16.2 ; Lu 2, 34.2; Wi 51] I-4
ziek krank (du.): kra:ŋk (Vroenhoven), krank (Vroenhoven) ziek [ZND 39 (1942)] || ziek: Daar loopt nu die man, die zn dochter (of: wiens dochter) ziek is geweest [ZND 44 (1946)] III-1-2
ziekte krankte: dei krenkde es besmettelijk (Vroenhoven), dĕij krèinktĕ ĕs besmĕttélĕk (Vroenhoven), dijə krēͅngkdə ĕs bəsmĕttələk (Vroenhoven) die ziekte is besmettelijk [ZND 32 (1939)] III-1-2
zien, kijken kijken: kīēke (Vroenhoven), zien: zīēn (Vroenhoven, ... ), zīn (Vroenhoven) kijken [ZND 25 (1937)] || zien [RND] III-1-1
zijde spek viedel: werkelijk een vierde halve zij  vydəl (Vroenhoven), zij: zeͅi (Vroenhoven) zijde spek [Goossens 1b (1960)] III-2-3
zijladder ledder: lø̜dǝr (Vroenhoven) Ladderachtige zijkant van de hooikar. De zijladder bestaat uit een aantal sporten, die twee ladderbomen verbinden. Een gedeelte van dit materiaal werd al behandeld in wld I.3, maar wordt hier volledigheidshalve herhaald en aangevuld. [N 17, 12a + 30b + 40 + 46b + add; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; A 26, 2a; Lu 4, 2a; monogr.] I-13