e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Vrusschemig

Overzicht

Gevonden: 384
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stoppels stoppelen: štǫpǝlǝ (Vrusschemig) De stompjes halm die na het maaien op het veld overblijven en later worden ondergeploegd. Opvallend polymorfe meervoudsvorming. [N 6, 7; N 15, 52; JG 1a, 1b; L 7, 53; L 15, 23; Wi 51; monogr.] I-4
strontje war: wVr (Vrusschemig) III-1-2
strooisel strooisel: štrø̜i̯sǝl (Vrusschemig) Dat wat in de stal onder het vee wordt gestrooid. Dat kan vers stro zijn maar ook gehakt stro of afval na het wannen van gedorst graan. Verder gebruikte men bladeren uit hagen, eiken- en beukenbos en loof van struiken eveneens als strooisel. [N 6, 10; L 7, 61b; JG 1a, 1b, 2b-1 add.; N 18, 41 add.; monogr.] I-11
stuifsneeuw stubsneeuw: sjtubschneij (Vrusschemig) fijne stuifsneeuw, poolsneeuw [snipper- snipsneeuw] [N 22 (1963)] III-4-4
stuiven van droog zand of stof stubben: ⁄t fingt a te sjtubbe (Vrusschemig) beginnen te stuiven (er waait droog en fijn zand rond bij winderig weer] [stieven, smoren, mouwen, stobberen, stubbelen] [N 22 (1963)] III-4-4
suizen van de oren tuiten: de oere tuute mich (Vrusschemig) suizen van de oren [toewte, fluite] [N 10 (1961)] III-1-1
tand tand: tànk (Vrusschemig) tand [DC 01 (1931)] III-1-1
tandvlees tandvlees: ut tankvleesch (Vrusschemig) tandvlees [bibbletjes, bibbertjes] [N 10 (1961)] III-1-1
teen teen: tiën (Vrusschemig) teen (toon) [DC 01 (1931)] III-1-1
tong tong: tòng (Vrusschemig) tong [DC 01 (1931)] III-1-1