| 22025 |
tortelduif |
tortelduif:
torteldoëf (Q113c Vrusschemig)
|
tortel (28 bekende zomervogel; slank en lichtbruin; nestje meestal in hoge struiken; roep [toerrrrr, toerrrrr] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
| 17731 |
tranende ogen |
zijpogen:
siepooge (Q113c Vrusschemig)
|
oog: tranende ogen [sijp-, siep-, sijper-, seeper-, soep-, leep-, prutooge] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
| 17854 |
uitglijden |
schampen:
schampe (Q113c Vrusschemig)
|
uitglijden [ötschampe, uitslibbere, uitschuive] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
| 33391 |
varkensstal, varkenshok |
varkensstal:
vɛrkǝs[stal] (Q113c Vrusschemig)
|
De stal of het deel van de stal waarin zich de varkenshokken bevinden. Doorgaans wordt er geen onderscheid gemaakt in de aanduiding van de stal in de zin van het gebouw of deel daarvan en in die van het hok, de houten constructie waarin de varkens zich bevinden. De opgaven waarbij wèl is aangegeven dat zij betrekking hebben op het houten hok, staan achter in het lemma bijeen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.3). Zie ook de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [N 5A, 60a en 60b; N 5, 105c; A 10, 9d en 9e; L 38, 27; S 39 en 50; monogr.]
I-6
|
| 33363 |
vaste voer- en drinkbak |
krib:
krøp (Q113c Vrusschemig)
|
De opgemetselde bak of goot, soms in vakken verdeeld, die vóór de koeien langs loopt, waaruit de koeien eten en drinken. De hoogte van de bak verschilt van plaats tot plaats. Het water wordt het laatst in de bak gedaan. De bak is dan meteen schoon. Zie ook het vorige lemma "voer- en drinkgoot" (2.2.14). Zie ook afbeelding 10 bij het lemma "koeienstand" (2.2.23). [N 5A, 37b; N 4, 76; N 5, 96; L 1, a-m; L A1, 174; S 19; Wi 4; monogr.; add. uit N 5A, 37a; A 10, 10]
I-6
|
| 24264 |
veldleeuwerik, leeuwerik |
leeuwerik:
lieuwerik (Q113c Vrusschemig)
|
leeuwerik: veldleeuwerik (17,5 zeer bekend; overal op het open veld, talrijk op trek; prachtige, luide, langdurige zang hoog in de lucht [N 09 (1961)]
III-4-1
|
| 19597 |
vergiet |
zij:
zeej (Q113c Vrusschemig)
|
Vergiet. Hoe noemt men de van gaten voorziene schotel (gemaakt van aardewerk, email of blik), die wordt gebruikt om b.v. gewassen groente te laten uitdruipen? [DC 14 (1946)]
III-2-1
|
| 18002 |
verkleumd |
stijf:
sjtief van de kou (Q113c Vrusschemig)
|
verstijfd van kou [verkild] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
| 19038 |
verlegen |
bleu:
blūūû (Q113c Vrusschemig)
|
verlegen [schoow, sjou, bluuj, besjeemt] [N 06 (1960)]
III-1-4
|
| 17625 |
verstandskies |
oogtand:
oogtank (Q113c Vrusschemig)
|
verstandskies (oogtand, baktand) [DC 01 (1931)]
III-1-1
|