33772 |
wit stervormig vlekje op het voorhoofd |
ster:
star (Q008p Vucht)
|
Witte plek op het voorhoofd van donkerharige paarden, niet groot maar van verschillende vorm als rond, ovaal e.d. Een ster is iets groter dan een kol. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b; N 8, 27a; S 27]
I-9
|
34538 |
wit van het ei |
wit:
wet (Q008p Vucht)
|
[JG 1b, 1c; monogr.]
I-12
|
20654 |
witte kool |
kabots:
kəbotsə (Q008p Vucht),
kool:
kuul (Q008p Vucht),
wit moes:
wet mōs (Q008p Vucht),
wit moos (Q008p Vucht)
|
[Goossens 1b (1960)] [Lk 05 (1953)]een witte kabuis(kool) [ZND 36 (1941)]
I-7
|
24280 |
witte kwikstaart |
koevogeltje:
kooveugelke (Q008p Vucht, ...
Q008p Vucht),
kwikstaart:
kwikstaart (alg.) (Q008p Vucht)
|
kwikstaart [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)] || kwikstaart, wit (Motacilla alba alba L.) [Lk 04 (1953)]
III-4-1
|
33943 |
wolfsgebit, gebroken gebit |
stang:
staŋ (Q008p Vucht)
|
Dit bit, gebruikt om moeilijke paarden te beteugelen, heeft een stang die in het midden scharniert. Het wordt vooral gebruikt bij rijpaarden. Op verscheidene plaatsen heeft dit soort bit kennelijk geen aparte naam. Dit wordt uitdrukkelijk gemeld voor: Q 80, 152, 162, 182. Er bestaan ook wolfsgebitten met een beugel in het midden om moeilijke paarden te beteugelen. De namen voor de twee types worden niet strikt uit elkaar gehaald. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 43]
I-10
|
21014 |
wormstekig |
de worm in:
de wurm in (Q008p Vucht)
|
wormstekig, gezegd ve appel [Lk 01 (1953)]
III-2-3
|
32970 |
wortel |
wortel:
wǫrtǝl (Q008p Vucht)
|
Het deel van de plant dat onder de grond blijft. Het is in de materiaalverzamelingen overal duidelijk gemaakt dat het niet om groente gaat. Vergelijk daartoe de lemma''s ''winterwortel'' en ''tuinworteltje'' in de aflevering over de moestuin. [JG 1a, 1b; L 8, 100a; L 15, 28; S 45; monogr.]
I-4
|
24500 |
wortel (alg.) |
vot:
vot (Q008p Vucht, ...
Q008p Vucht)
|
boomwortel [ZND 08 (1925)], [ZND 15 (1930)]
III-4-3
|
33563 |
worteltje |
wortelen:
woͅrtələ (Q008p Vucht)
|
Fijne variëteit tuinwortelen [Goossens 1b (1960)]
I-7
|
17679 |
wreef |
wreef:
vrief (Q008p Vucht)
|
de wreef (het gedeelte waar het voorste van het been in de voet overgaat) [ZND 29 (1938)]
III-1-1
|