17809 |
langen |
langen:
Tijd, weg.
langen (Q008p Vucht)
|
Is bij u een werkwoord langen bekend? Schrijf de juiste betekenis tussen haakjes achter de dialectuitspraak (geven, nemen, overreiken enz.). [ZND 37 (1941)]
III-1-2
|
33774 |
langwerpige streep van voorhoofd tot neus |
streep:
strī.p (Q008p Vucht)
|
Lange, witte streep over de paardekop tot halverwege de neus, naar de vorm in verschillende soorten onderscheiden: ''halve'' en ''doorlopende bles'', ''smalle'' en ''brede bles'', en als ze de hele snuit wit kleur: witte muil, snuit. Zie ook het vorige lemma met ''bles'' in de betekenis van een naar voren hangend haarbosje. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b; N 8, 27b]
I-9
|
25079 |
langzaam, traag |
langzaam:
dat gijt lankzaam (Q008p Vucht)
|
Langzaam. Dat gaat langzaam [ZND 37 (1941)]
III-4-4
|
17814 |
laten |
laten:
laaten (Q008p Vucht)
|
laten [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
24990 |
lauw |
lauw:
lāūw water (Q008p Vucht)
|
Lauw. Lauw water [ZND 37 (1941)]
III-4-4
|
24973 |
leeg, niets bevattend |
leeg:
leig (Q008p Vucht)
|
Leeg. Mijn glas is ledig [ZND 37 (1941)]
III-4-4
|
20110 |
leeuwenbek |
gapertje:
-
gaperkes (Q008p Vucht)
|
grote leeuwebek [ZND 40 (1942)]
III-4-3
|
21553 |
lei |
lei:
ein lei (Q008p Vucht)
|
Een lei waarop de kinderen schrijven. [ZND 37 (1941)]
III-3-1
|
34147 |
leiden |
leiden:
lɛi̯ǝ (Q008p Vucht)
|
De koe laten paren. [N 3A, 30a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
30530 |
leien dak |
leien dak:
lęjǝn dāk (Q008p Vucht)
|
Met leien gedekt dak. Zie ook de lemmata 'Rijndak' en 'Maasdak'. [L 37, 26c; N 79, 5 add.]
II-9
|