e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Walhorn

Overzicht

Gevonden: 234
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schutter schuts: sjøts (Walhorn) schutter [RND] III-3-2
schuur schuur: š˙yǝr (Walhorn) Het apart staande of aan de stallen vastgebouwde bedrijfsgebouw, waarin de oogst geborgen wordt, ook dienend om in te dorsen en, vooral bij kleinere boerderijen, ook om landbouwwerktuigen te bergen. De voornaamste gelijkvloerse delen van de schuur zijn de dorsvloer en de tasruimte(n) naast de dorsvloer. Boven de dorsvloer bevindt zich veelal een balkenzolder. Zie afbeelding 12. [N 5A, 66a; JG 1a en 1b; A 11, 4; L 12, 1; S 32 en 50; Wi 15; Gi 2.I, 20; monogr.; add. uit N 5A, 71a en 71c] I-6
sering groffelsnagel: -  groffe(l)(s)nagel (Walhorn), Komt voor in WLD III, Flora; daar ontbreekt het ZND materiaal; aan ZND 02 is hier toegevoed het materiaal van ZND 15 (1930), 022  groffelsnagel (Walhorn) sering || Syringa vulgaris, Fr. Lilas [ZND 02 (1923)] I-7, III-4-3
slaan houwen: sjwat ɛn blōu jəhōwə (Walhorn) bont en blauw geslagen [RND] III-1-2
sneeuwx sneeuw: sjnîê (Walhorn) sneeuw [RND] III-4-4
soldaat soldaat: suldo:t (Walhorn) soldaat [RND] III-3-1
soldaten soldaten: zøldo:tə (Walhorn) soldaten [RND] III-3-1
speeksel uitspuwen spijen: ṣpøjə (Walhorn) (speeksel uit)spuwen [RND] III-1-1
sperwer kuikendief: ky.kədi:f (Walhorn) sperwer [RND] III-4-1
spin spin: špɛn (Walhorn) spin [RND] III-4-2