20146 |
kraamverzorgster |
zuster:
#NAME?
zuster (L214p Wanssum)
|
kraamverpleegster; gediplomeerde verzorgster moeder/kind [DC 12a (1943)]
III-2-2
|
24196 |
kraanvogel |
kroenekraan:
kroeënekraan (L214p Wanssum)
|
kraanvogel
III-4-1
|
17918 |
krabben |
jeuken:
jeuke (L214p Wanssum),
jeuksen:
jukse (L214p Wanssum),
krabben:
krabbe (L214p Wanssum, ...
L214p Wanssum),
ziech op de kop krabbe (L214p Wanssum),
kratsen:
kratse (L214p Wanssum),
schobben:
schobbe (L214p Wanssum, ...
L214p Wanssum),
schuren:
schoere (L214p Wanssum)
|
krabben: schuren, krabben tegen jeuk [schobbe] [N 10 (1961)] || krabben: zijn hoofd krabben tegen jeuk [kraowe] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
25404 |
krabber |
schrabber:
schrabber (L214p Wanssum)
|
Een meestal kegelvormig metalen werktuig met scherpe onderrand waarmee men de geweekte varkensharen verwijdert. Aan de bovenkant van de krabber bevindt zich een haak waarmee men de na het krabben achtergebleven lange haren uittrekt of de nagels afrukt. Omdat men een krabber vaak zelf maakt of laat maken van restanten van ander, niet meer bruikbaar gereedschap (bv. het blad van een schoffel) komen allerlei vormen voor. Voor het mes waarmee men de geweekte ha-ren en opperhuid van het varken verwijdert zie men het lemma ''mes''. Zie afb. 6. [N 28, 28a; N 28, 36; monogr.]
II-1
|
32072 |
kram |
sloop:
slȳǝp (L214p Wanssum)
|
U-vormig gebogen ijzerdraad die aan beide einden van een punt is voorzien. [N 54, 18; monogr.]
II-12
|
33896 |
krampig |
(een) zure:
zuǝrǝ (L214p Wanssum)
|
Gezegd van een paard dat kramp in de benen heeft. Vooral als de paarden een tijdje gestaan hebben, zijn ze erg stijf in de achterpoten. Het paard gaat als een haan. Zie ook het lemma ''hanetred'' (7.29). [N 8, 94c]
I-9
|
21031 |
kreeft |
kreeft:
krift (L214p Wanssum)
|
kreeft
III-2-3
|
24339 |
krekel |
krekel:
krekel (L214p Wanssum, ...
L214p Wanssum)
|
krekel [DC 07 (1939)]
III-4-2
|
20708 |
krentenbol |
krentenbroodje:
Syst. WBD
krintebrödje (L214p Wanssum)
|
Krentenbroodje, krentenbol (krintenbol, briosj, krennee, krennie?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20707 |
krentenbrood |
krentenweg:
krēntəwɛx (L214p Wanssum),
plats:
plats (L214p Wanssum),
pruimpjesweg:
prymkəswɛx (L214p Wanssum),
Syst. WBD
pruumkesweg (L214p Wanssum)
|
Krentenbrood (krintemik, kramiek, beezenbrood, rezienemik, lippert, pruukesweg?) [N 16 (1962)] || krentenmik || platrond wittebrood met krenten en succade, of met kandijsuiker al of niet met succade
III-2-3
|