33823 |
moedig en opgewekt |
vlot:
vlǫt (L214p Wanssum)
|
Gezegd van energieke en levendige paarden. [JG 1a; N 8, 64j]
I-9
|
22045 |
moeilijk ademhalen |
snurken:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.
snûrke (L214p Wanssum)
|
Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: moeilijk ademhalen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
19100 |
moeite |
moeite:
moeite (L214p Wanssum)
|
moeite; hij geeft zich moeite [DC 03 (1934)]
III-1-4
|
19940 |
moer |
moer:
moeër (L214p Wanssum, ...
L214p Wanssum)
|
konijn, vrouwtje
III-2-1
|
33700 |
moeras |
moeras:
muras (L214p Wanssum),
zomp:
zōmp (L214p Wanssum)
|
Waterachtig, laaggelegen, drassig land, broekland, gebied zonder behoorlijke afwatering. [N 27, 20; N 14, 53; N 6, 33b; R 3, 9; A 2, 57; RND 20; Wi 17; Wi 54; L 19B, 2aI; Vld.; monogr.]
I-8
|
33556 |
moestuinx |
hof:
hof (L214p Wanssum),
hōf (L214p Wanssum),
hoͅf (L214p Wanssum)
|
[DC 03 (1934)]
I-7
|
19078 |
moeten |
moeten:
motte (L214p Wanssum)
|
moeten
III-1-4
|
33902 |
mok |
mok:
muk (L214p Wanssum)
|
Eczeem of huidontsteking in de kootholte van het paard. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen natte en droge mok. De ontsteking ontstaat veelal door inwerking van vocht, het langdurig lopen op modderwegen en het staan op vuil en nat strooisel. Eerst ontstaan huidzwellingen, later zweertjes waaruit vocht komt dat tot korsten opdroogt of etterachtig wordt. De ziekte kan van langdurige aard zijn en tot kreupelheid leiden. [A 48A, 15; N 8, 90d, 90e en 90k; N 52, 32a; monogr.]
I-9
|
18873 |
mokken |
pruilen:
proele (L214p Wanssum, ...
L214p Wanssum)
|
pruilen [pratte, nen troesmond zette, lippe] [N 10a (1961)]
III-1-4
|
32858 |
mol |
moetworm:
mutwø̜̄rǝm (L214p Wanssum)
|
Het in de grond levend, zwart zoogdier iets groter dan een muis dat de molshopen opwerpt; het heeft een spitse snuit en graafklauwen: Talpa europaea. Hoewel niet alle mollesoorten blind zijn, wordt de mol algemeen voor blind gehouden. De boeren beschouwden het als een schadelijk dier op hun cultuurgrond, dat bestreden moest worden; bovendien was het bont van de mol gewild. Zie ook de toelichting bij het lemma ''molshoop''. Om de vergelijking van de lemma''s ''mol'' en ''molshoop'' te vergemakkelijken en daar in enkele streken hetzelfde woord voor mol en molshoop voorkomt, is ook hier het woord in z''n geheel gedocumenteerd en is zoveel mogelijk dezelfde volgorde in de woordtypen en de varianten aangehouden. In kaart 3 is door middel van toegevoegd zwart in een symbool of door een combinatie van symbolen aangegeven waar de woorden voor mol en molshoop identiek zijn. In kaart 4 is aangegeven waar het algemeen Nederlandse type mol het dialektwoord aan het vervangen is. [N 14, 80b; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 18, 12; A 7, 6; L 1 a-m; L 1u, 165; L 3, 7; L 14, 10; L 16, 3; L B2, 311; L A1, 228; S 24; R 3, 21; Gwn 6, 9; add. uit RND 48 en 84; monogr.]
I-3
|