e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L214p plaats=Wanssum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slak slak: slek (Wanssum) slak [DC 17 (1949)] III-4-2
slakkenhuis slakkenhuisje: slekkenhuuske (Wanssum) slakkenhuis [DC 17 (1949)] III-4-2
slappe koffie dunne poelie: Syst. WBD  dunne poelie (Wanssum), schotelwater: sxotəlwātər (Wanssum) slappe koffie || Slappe koffie (lierie, loerie, zwadder, zwoelie, poelie, poelespaat, poelieprats, laarie, paalie, pèùjt, merriezèèjk?) [N 16 (1962)] III-2-3
slecht weer, hondenweer hondenweer: hondewaer (Wanssum), smerig (weer): smerrigwaer (Wanssum) slecht weer [hondewaer] [N 07 (1961)] III-4-4
slee pikslee: pikslei (Wanssum), slee: slei (Wanssum) Prikslede. || Slee, slede. III-3-2
sleedoorn slee: slieë (Wanssum) sleedoorn III-4-3
sleedoorndoorn worstenpin: grbuikt om einden van worst vast te steken  wōrstepin (Wanssum) sleedoorn-doorn III-4-3
sleeën sleen: sleië (Wanssum) Sleden, met de slede rijden. III-3-2
slekken slekken: slɛkǝ (Wanssum) Metalen plaatjes of kapjes waarmee men de uiteinden van de berries tegen slijtage beschermt of waarmee men beschadigde berries verstevigt. [N 17, 29 + 99; N G, 59c; JG 1d] I-13
slenteren slenteren: slentere (Wanssum, ... ) lopen: slenterend lopen [schaffele, banzele, gengele, schuupe] [N 10 (1961)] || lopen: zonder doel rondlopen (over straat) [vendele, zwaddere, rakke] [N 10 (1961)] III-1-2