19680 |
zitbank |
bank:
bāŋk (L214p Wanssum)
|
bank
III-2-1
|
22081 |
zitplaats van de duif |
bakje:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.
békske (L214p Wanssum),
zitschapje:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.
(zit)schêpke (L214p Wanssum)
|
de zitplaats van de duif? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
18198 |
zitvlak van een broek |
bodem:
bojjem (ien de bóks) (L214p Wanssum),
boksenbodem:
Zie bojjem.
bóksenbojjem (L214p Wanssum),
zolder:
B.v. Enne zolder ien de bóks, zei men als het achterpand van de broek te wijd was.
zōlder (L214p Wanssum)
|
bodem [in de broek], d.w.z. laaghangend achterdeel || zitvlak van de broek || zolder
III-1-3
|
33721 |
zoden afsteken |
steken:
stē̜kǝ (L214p Wanssum)
|
Een object russen, vlaggen, zoden enzovoorts is niet gedocumenteerd. [N 14, 78; N 27, 39g; N 18, add.; JG 1b]
I-8
|
19719 |
zolder |
zolder:
zōldər (L214p Wanssum)
|
zolder
III-2-1
|
32454 |
zolen onder de klomp slaan |
klompen hogen:
klompǝ hyǝgǝ (L214p Wanssum)
|
De zool van de klomp van zoolbeslag voorzien om de levensduur van de klomp te verlengen. Zie ook het volgende lemma. In Venray (L 210) werden ook klompen die deels al een versleten loopvlak hadden van oude stukken leer of rubber voorzien. [N 24, 71, add.; monogr.]
II-12
|
34429 |
zomerverblijf |
schaap(s)stal:
sxǭpsstal (L214p Wanssum)
|
[N 78, 25; monogr.]
I-12
|
18670 |
zondagse kleren |
zondag, de -:
B.v. De zóndag án hebbe.
de zóndag (L214p Wanssum)
|
zondagse kleren
III-1-3
|
32762 |
zonder voor spitten |
omgooien:
ømgūǝi̯ǝ (L214p Wanssum)
|
Manier van spitten waarbij men - anders dan bij het spitten in voren - min of meer in de breedte werkt en iedere spade grond voor zich uit (voor de hand) omlegt. [N 11, 65c; N 11A, 148b; div.]
I-1
|
18342 |
zool van een schoen |
zool:
zòòl (L214p Wanssum)
|
zool
III-1-3
|