22099 |
de voor het spel uitgekozen duif in een mand stoppen |
inzetten:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.
ienzétte (L214p Wanssum)
|
de voor het spel uitgekozen duif op het hok in een mand stoppen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
19681 |
de was bleken |
bleken:
bleike (L214p Wanssum),
bleͅi̯kə (L214p Wanssum)
|
bleken van de was || het bleken van wasgoed in de zon op een grasveld [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
19716 |
de was doen |
de was doen:
de wɛs dūn (L214p Wanssum),
vroebelen:
vrubələ (L214p Wanssum),
was:
wɛs (L214p Wanssum)
|
de was doen || het wassen || wrijven over het wasbord
III-2-1
|
19785 |
de was invochten |
invochten:
ienvochten (L214p Wanssum)
|
het vochtig maken van strijkgoed [DC 28 (1956)]
III-2-1
|
19643 |
de was stijfselen |
stijven:
stīvə (L214p Wanssum)
|
stijven
III-2-1
|
32702 |
de wintervoor ploegen |
omflatsen:
omflatsǝ (L214p Wanssum),
wintervoren:
wentǝrvōrǝ (L214p Wanssum)
|
Als een akker niet gezaaivoord hoefde te worden voor wintergraan, werd hij in het najaar in brede, ondiepe voren omgeploegd of op walletjes gelegd. De grond kon dan in de wintertijd goed "uitvriezen" en het regen- en sneeuwwater beter opnemen. Bij het ploegen van de wintervoor werd ook wel mest oppervlakkig in de grond gewerkt. Voor het (...)-gedeelte van varianten zie men het lemma wintervoor. [N 11, 59a; N 11A, 110b + 113a + 137n; A 27, 24b; A33, 17; div.]
I-1
|
20808 |
deeg |
deeg:
diəx (L214p Wanssum)
|
deeg
III-2-3
|
25548 |
deeg kneden |
kneden:
knē̜jǝ (L214p Wanssum),
knęjǝ (L214p Wanssum),
mengen:
meŋǝ (L214p Wanssum)
|
Bepaalde grondstoffen t.w. bloem, gist, zout, vocht vormen het deeg. Eventueel worden er nog andere toevoegingen bijgevoegd. Dit deeg gaat men kneden om een massa te verkrijgen waarin de verschillende grondstoffen in de juiste verhouding zo volkomen en gelijkmatig mogelijk dooreengemengd zijn (Schoep blz. 90-91). Naast "kneden met de hand" komt voor "kneden met de voeten" of kneden met de deegmachine". De informant van L 428 merkt op dat "mengelen" het mengen der diverse ingrediënten inhoudt en het eigenlijk kneden ''knē̜jǝ'' is. In dit lemma wordt het object "deeg" niet fonetisch gedocumenteerd. Bij documentatie zou de meest voorkomende variant dęjx zijn geweest. Daarnaast zouden er nog varianten voorkomen als dēx, dē.x, dējx, dē̜k, dē.jx, tī.x, dījx, dix, dīx en di.x.' [N 29, 20b; N 6, 47; S 18; L 1a-m: monogr.; L 22, 41]
II-1
|
19396 |
deken |
deken:
dēͅkə (L214p Wanssum)
|
deken
III-2-1
|
19704 |
deksel |
dek:
deͅk (L214p Wanssum),
dekkel:
deͅkəl (L214p Wanssum)
|
deksel (van pot of pan)
III-2-1
|