e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L214p plaats=Wanssum

Overzicht

Gevonden: 2613
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
durven durven: dörve (Wanssum) durven III-1-4
duwen duwen: dōuwə (Wanssum) duwen [RND] III-1-2
dwarsdrijver dwarsdrijver: dwarsdrīēver (Wanssum), dwarslap: dwarslap (Wanssum), dwarsoor: dwarsoeër (Wanssum), warsdrijver: wersdriever (Wanssum), warshout: fig.  wershōlt (Wanssum), warslap: werslap (Wanssum), warsoor: wersoeër (Wanssum) dwarsdrijver || dwarslap III-1-4
dweil dweil: dweͅi̯l (Wanssum) grove doek waarmee vloeren, stoepen, etc samen met water worden schoongemaakt [DC 15 (1947)] III-2-1
dweilen dweilen: dweͅi̯lə (Wanssum) stenen of houten vloeren, stoepen, etc. met behulp van water en een grove doek schoonmaken [DC 15 (1947)] III-2-1
dwingen dwingen: dwinge (Wanssum) dwingen III-1-4
e. bijzondere rieken, naar het gebruiksdoel schanseriek: sxānsǝrīk (Wanssum) [N 18, 24] I-5
echtgenoot mens: mīns (Wanssum) echtgenoot III-2-2
eekhoorn eekhoorntje: inkhörtje (Wanssum), eekkats: eengkats (Wanssum), inkkats (Wanssum), eekpoes: inkpōēs (Wanssum) eekhoorn [DC 07 (1939)], [Roukens 03 (1937)] III-4-2
eelt, eeltknobbel eelt: eelt (Wanssum), zwel: zweel (Wanssum), zwiejel (Wanssum) eelt, eeltknobbel [zweel, zweil, weer, jelt] [N 10a (1961)] III-1-2