e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wanssum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
laaggelegen weidegrond broek: brūk (Wanssum) Laaggelegen, vaak natte weidegrond, die men meestal gebruikt om te hooien. Vergelijk ook lemma 1.3.3 ɛbeemdɛ.' [N 14, 52; N P, 5; JG, 1a, 1b; S 5; A 10, 4; RND 20; L 19b, 2aI; Vld.; monogr.] I-8
laagte in een akker del: dɛl (Wanssum), laagte: lęxt (Wanssum) Laagte of kuil waar de grond steeds vochtig blijft of waar water blijft staan. [N 11, 3a, N 11, add.; Vld.; monogr.] I-8
laagveen moer: mōēr (Wanssum) veengrond, laagveen III-4-4
laars (alg.) stevel: stevel (Wanssum) laars III-1-3
laars tot of boven de knie stevel: stevels (Wanssum) Hoe noemt men de laarzen (die tot of boven de knie reiken)? [DC 09 (1940)] III-1-3
lachen lachen: lache (Wanssum) lachen III-1-4
lade lade: lāi̯ (Wanssum), tafeltrek: tōͅfəltreͅk (Wanssum), trek: treͅk (Wanssum) la, lade || lade || tafellade III-2-1
laden laden: lai̯ǝ (Wanssum) De kar laden. Vergelijk ook WLD I, afl. 4, p. 84 ev [JG 1a, 1b; L 37, 14; Wi 33, 39; add. bij N 18] I-10
lage, natte zandgrond lage, zure grond: lēgǝ zūrǝ gront (Wanssum) [N 27, 35; R 3, 5] I-8
lam lam: lām (Wanssum), lammetje: lɛmkǝ (Wanssum), schaapje: sxø̜pkǝ (Wanssum) Jong van het schaap in het algemeen. Zie afbeelding 5. [N 70, 3; R 3, 36; S 20; Wi 5; Wi 12; L 20, 22c; L 6, 25; L 1a-m; JG 1a, 1b; AGV, m 3; A 2, 45; A 2, 1; A 4, 22c; Vld.; monogr.] I-12