e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wanssum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schaapsschaar schaap(s)scheer: sxǭpsxīr (Wanssum) Bepaalde schaar waarmee men schapen scheert. [N 18, 119; monogr.] I-12
schaars krap: krap (Wanssum) schaars [DC 16 (1948)] III-4-4
schaats schaats: schetse (Wanssum), scháts (Wanssum) Hoe noemt men de voorwerpen, bestaande uit een ijzer en een houten of metalen voetrust, die men onder de schoenen bindt om op het ijs te kunnen rijden? [DC 23 (1953)] || Schaats. III-3-2
schaatsen schaatsen: schetse (Wanssum), schátse (Wanssum), schétse (Wanssum), schétsen (Wanssum) Schaatsen. || Schaatsenrijden [sjatsen, sjtriksjoon loupe]. [N 06 (1960)] III-3-2
schaatsijzer ijzer: iezer (Wanssum) Noemt men het stalen onderdeel, dat over het ijs glijdt en dat geregeld geslepen moet worden, met een afzonderlijk woord? Zo ja, hoe luidt dit? [DC 23 (1953)] III-3-2
schaduw, lommer schaduw: de schaduw (Wanssum), scheem: schieëm (Wanssum), uit de zon: ŭŭttə zòn (Wanssum) (de) schaduw [DC 23 (1953)] || lommer, schaduw || schaduw (lommer) [RND] III-4-4
schafttijd koffie: kofi (Wanssum) schafttijd [RND] III-3-1
schande schande: schand (Wanssum) schande III-1-4
schapenvet ongel: oŋəl (Wanssum), Syst. WBD  ongel (Wanssum) schapevet || Schapevet (ongel?) [N 16 (1962)] III-2-3
schapestal, schaapskooi schaapskooi: sxǫpskø̜i̯ (Wanssum), schaapsstal: sxǫps[stal] (Wanssum) De stal, doorgaans een apart gebouw, waarin de schapen overnachten. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). Zie ook de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [L 38, 29; A 10, 9f; N 5, 105f; monogr.] I-6