22007 |
zich bij de prijswinnaars plaatsen |
prijs vliegen:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.
pries vliêge (L214p Wanssum)
|
zich bij de prijswinnaars plaatsen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
17938 |
zich haasten |
zich spoeden:
oons spoeie (L214p Wanssum)
|
zich haasten: we moeten ons haasten [DC 27 (1955)]
III-1-2
|
18201 |
zich verkleden |
omtrekken:
omtrekke (L214p Wanssum)
|
omkleden
III-1-3
|
33038 |
zicht |
zicht:
zēxt (L214p Wanssum)
|
Korte zeis die met één hand gehanteerd wordt en gebruikt wordt voor het maaien van rogge, tarwe, haver, gerst, enzovoorts. Zie de algemene toelichting bij paragraaf 4.2 over het maaien en afbeelding 5. Op de semasiologische kaart 30 zijn de gebieden met pik in de betekenis "zicht" van kaart 29 en met pik in de betekenis "mathaak" van kaart 33 bijeengezet. [N 18, 70; JG 1a, 1b, 2c; Goossens 1963, krt. 28; A 14, 7; A 23, 16.2; L 45, 7; Gwn 7, 4; div.; monogr.; add. uit N 11, 88; N 14, 131; N 15, 16a; N 18, 71; A 4, 28; A 14, 10; L 20, 28; L 42, 46; L 48, 34; Lu 1, 16.2 ; Lu 2, 34.2; Wi 51]
I-4
|
17783 |
zien, kijken |
zien:
zīn (L214p Wanssum)
|
zien [RND]
III-1-1
|
17644 |
zijde |
zij:
pien ien de ziej (L214p Wanssum)
|
zij, zijde (pijn in de zij) [N 07 (1961)]
III-1-1
|
18028 |
zijn neus snuiten |
snoeven:
snuve (L214p Wanssum),
snūūve (L214p Wanssum)
|
snuiten: zijn neus snuiten [sneuve, snutte] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
18360 |
zijspleet in de overrok |
schreursgat:
[Van Dale: schreur (van schroden, snijden, i.h.b. ook kleren), <gew.> kleermaker.]
schreursgat (L214p Wanssum)
|
spleet in de bovenrok van vrouwen, waardoor zij een, met een snoer rond het lichaam gebonden buidel (tes) konden bereiken
III-1-3
|
27824 |
zijwand |
bred:
bret (L214p Wanssum),
bredje:
(mv)
bretjǝs (L214p Wanssum)
|
Elk van de zijkanten van een kar, wagen of kruiwagenbak. Herhaaldelijk worden in het materiaal speciaal de zijkanten van een hoogkar vermeld, die afgenomen kunnen worden. De zijwanden van de slagkar, die samen met de voorwand een vast geheel vormen, krijgen vaak geen aparte naam. De zijplanken zijn horizontale planken die tegen verticale rongen staan en waarop verhoogsels gezet kunnen worden. De woordtypes kist, mouw, komp en korf, die thans "elk van de twee zijwanden" betekenen, zijn oorspronkelijk termen voor de kar- of wagenbak als geheel. De benamingen voor dit geheel worden behandeld in het lemma bak. De meer specifieke benamingen voor de zijwanden van de kruiwagen worden onder het betreffende lemma behandeld. [N 17, 30a + 40 + 46a + add; N G, 53c + 60 a-b; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2a; JG 2b; JG 2c; A 26, 2b; Lu 4, 2b; monogr.]
I-13
|
33602 |
zilveruitje |
lookje:
mv -s
lökske (L214p Wanssum)
|
[DC 13 (1945)]
I-7
|