33864 |
bronstig, van merries |
paards:
pęrts (L214p Wanssum)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van merries. Een hengstige merrie reageert op de aanwezigheid van de hengst met het optillen van de staart. Ze neemt herhaaldelijk een urirende houding aan, waarbij kleine hoeveelheden urine worden geloosd, terwijl de clitorisch ritmisch naar buiten wordt geperst. Bij de afwezigheid van de hengst zijn deze symptomen minder duidelijk of soms geheel afwezig. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 8, 42a en 44; N 8A, 2; monogr.]
I-9
|
20769 |
brood |
brood:
brōod (L214p Wanssum),
bruət (L214p Wanssum),
brôet (L214p Wanssum)
|
brood [DC 03 (1934)], [RND]
III-2-3
|
20710 |
broodje |
broodje:
Men kende de volgende soorten broodjes van fijner wittebroodsdeeg of van krentedeeg, al of niet met sucade; saucijzebroodjes van korstdeeg en worstbroodjes van verfijnde wittebroodsdeeg; pistolés
bryətjə (L214p Wanssum),
Syst. WBD
bruëdjes (L214p Wanssum),
kadetje:
Syst. WBD
kedetjes (L214p Wanssum),
stoet:
styt (L214p Wanssum)
|
eindkorst van het brood, of klein broodje, meestal gebakken van de rest van het deeg als dat te veel was voor een bak || klein broodje van wittebrood || Welke dialectbenamingen kent U voor kleine wittebroodjes? (pistolee, kadetjes, kerneeke, frans broodje, spaans broodje, krombroodje, koekestel, bestel, krol, knubbeltje [N 16 (1962)]
III-2-3
|
19531 |
broodmes |
broodmes:
bruətmɛs (L214p Wanssum)
|
broodmes
III-2-1
|
25500 |
broodoven |
bakoven:
bakǭvǝ (L214p Wanssum)
|
De diverse vragen vroegen in het algemeen naar "de oven" en niet specifiek naar "de broodoven" afgezien van N 29, 1a. Het merendeel van de antwoorden slaat op de oven aan huis of op de boerderij. Meer specifieke ovens zullen in de bakkerij gebouwd zijn. De königswinteroven is een oven gemaakt van grote blokken steen afkomstig uit königswinter. De vloer bestaat uit twee grote blokken. Deze oven is voorzien van drie kanalen (pijpen) die boven het gewelf zijn aangebracht. Kanalen voeren de rook van achter de oven boven over het gewelf naar voren waardoor de trek van het vuur veel beter regelbaar wordt gemaakt (z. wbd ii afl. 1 blz. 62). [N 29, 1a; N 5, 135; RND, 57; S 27; Wi4; L 12, 8; L 40, 13b; L 40, 14; L A 2, 277; monogr.]
II-1
|
20670 |
broodpap |
broodpap:
Syst. WBD
broëdpap (L214p Wanssum),
pap met brokken:
Syst. WBD
pap mit brök (L214p Wanssum)
|
Pap met stukjes roggebrood (pap met vuurstenen?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20706 |
broodpop |
buikman:
bukman (L214p Wanssum),
weggenkerel:
wɛgəkeͅl (L214p Wanssum),
Syst. WBD
weggekèl (L214p Wanssum)
|
brood met krenten in de vorm van een man gebakken (sint Nicolaas) || mannetje van deeg met krenten gebakken || Wittebrood in de vorm van een man (steeve, steeveman, weggeman, nieuwjaarsman, ziepesprengert, boekeman?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
25658 |
brouwer |
brouwer:
brǫwǝr (L214p Wanssum)
|
De persoon die bier brouwt. In dit lemma is alle materiaal opgenomen dat betrekking heeft op brouwer in de algemene betekenis van "de persoon die bier brouwt." In het lemma ''brouwmeester'' daarentegen zijn alle opgaven bijeen geplaatst die als antwoord werden gegeven op de vragen N 57, 58a/b/c/d: "Hoe noemt u de persoon of personen, belast met a. beslag maken, b. filteren, c. koken, d. afkoelen." [S 5; RND 112; L 1a-m; L 1u, 26; monogr.]
II-2
|
21169 |
brug |
brug:
brøͅx (L214p Wanssum)
|
brug [RND]
III-3-1
|
20386 |
bruid |
bruid:
bruŭt (L214p Wanssum),
brüd (L214p Wanssum)
|
bruid [DC 05 (1937)]
III-2-2
|