18021 |
fluim |
fluim:
floe.m (Q117a Waubach),
fluu.m (Q117a Waubach),
kaats:
kaatsj (Q117a Waubach)
|
fluim [klad, kwalster, kwaaier] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
18024 |
fluimen uitspuwen |
kaatsen:
kaatsje (Q117a Waubach)
|
spuwen: fluimen uitspuwen [kwalstere, kwaajere, uitgooje] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
21345 |
fluisteren |
fluisteren:
flüstere (Q117a Waubach)
|
fluisteren [DC 16 (1948)]
III-3-1
|
24147 |
fluiter |
fluiter:
fleuter (Q117a Waubach, ...
Q117a Waubach)
|
fluiter || fluiter (12,5 alleen in hoge loofbossen; vrij zeldzaam; roep vrij luid [djuu-djuu]; zang onder het vliegen [tjip-tjip-tjip-tjirrrrrrrr] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
33755 |
fokmerrie |
fokmeer:
fokmēr (Q117a Waubach)
|
Een merrie geschikt voor de kweek of die één of meer veulens gehad heeft. Een kweekmeer werkt niet (Q 168), terwijl een veulensmeer ook in de kar loopt (Q 77). In tegenstelling tot een veulensmeer is een kweekmeer gewoonlijk drachtig. Kleinere boeren zorgen ervoor een veulensmeer te hebben, die jaarlijks een veulen werpt, waardoor elk jaar een aanspanner ter beschikking staat. [JG 1a, 1b; N 8, 50b]
I-9
|
25025 |
fonkelen, flonkeren |
fonkelen:
fonkele (Q117a Waubach)
|
levendig, maar niet onrustig stralen of glanzen, warm schitteren [sprietelen, fonkelen, flonkeren] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21559 |
fooi |
drinkgeld:
drinkgeld (Q117a Waubach),
fooi:
fooi (Q117a Waubach)
|
de gift in geld aan iemand die een dienst verleend heeft (vanwege zijn beroep) [fooi, pree, drinkgeld] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
20143 |
fopspeen |
lots:
loetsj (Q117a Waubach, ...
Q117a Waubach)
|
fopspeen; hoe heet in uw dialect de fopspeen die men kleine kinderen in de mond stopt om ze stil te krijgen [DC 43 (1968)]
III-2-2
|
20047 |
forsythia |
forsythia:
forsietsia (Q117a Waubach)
|
[DC 76 (2002)]
I-7
|
33528 |
framboos |
emer:
framboos
emmer (Q117a Waubach)
|
I-7
|