26734 |
heizode |
ris:
rēš (Q117a Waubach)
|
Afgestoken stuk hei. [N 14, 77b; N 14, 77c; N 27, 39h; N 27, 39g; N 18, add.; N 11, add.; S 46; A 39, 15a; A 39, 15b; R 3, 98; L 8, 123; L B2, 274; AGV, k6; monogr.]
I-8
|
33725 |
hek |
hek:
hęk (Q117a Waubach),
hɛk (Q117a Waubach)
|
Algemene benaming. [N 14, 62; S 13; L 1a-m; RND 8, 20; R I, 44; R I, 45; monogr.]
I-8
|
19461 |
hek, hekwerk |
hek:
hek (Q117a Waubach)
|
Afscheiding of omheining uit staken, staven of palen (heining, grille, hekkens, hek) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
19488 |
hek, poortje |
poortje:
pø̄.tjə (Q117a Waubach),
pøͅtjə (Q117a Waubach, ...
Q117a Waubach)
|
poortje
III-2-1
|
33770 |
heksenvlechten |
weerwas:
wērwas (Q117a Waubach)
|
Onontwarbaar kluwen in de manen dat ontstaat doordat vele paarden ''s nachts aan een ketting gebonden worden in plaats van aan een lederen riem. Bij het reiken naar de hooiruif en het op en neer bewegen van het hoofd schuift de ketting over de manenstrang, waardoor ruwe manen (heksenvlechten) ontstaan. Het volksgeloof schreef dit vroeger toe aan het werk van boze geesten, die het paard ''s nachts bereden. [N 8, 22; monogr.]
I-9
|
23906 |
hel |
hel:
de hel (Q117a Waubach),
hel (Q117a Waubach),
höl (Q117a Waubach)
|
De hel [hèl, höl]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
27987 |
helling van een koollaag |
het stijgen:
ǝt štiǝgǝ (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Emma])
|
De hoek die een koollaag maakt met het horizontale vlak. Deze hoek, de hellingshoek, kan 0 tot 90 graden bedragen. Naar gelang de hellingshoek onderscheidt men vlak liggende, halfsteile en steile lagen. Het overgrote deel der koollagen in Zuid-Limburg (Ned.) ligt onder een flauwe helling. Soms komen daar halfsteile en steile hellingen voor (Driessen, pag. 8). [N 95, 519; monogr.]
II-5
|
18998 |
helpen |
helpen:
helpe (Q117a Waubach)
|
helpen (geen context) [DC 37 (1964)]
III-1-4
|
27546 |
hemd |
hemd:
hē̜mǝ (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Emma])
|
Hemd, meestal gemaakt van flanel. [N 95, 60; monogr.]
II-5
|
19915 |
hemel |
hemel:
dr hieëmel (Q117a Waubach),
he.məl (Q117a Waubach),
himmel (Q117a Waubach)
|
De hemel [himmel, heemel]. [N 96D (1989)] || hemel [RND]
III-3-3
|