20561 |
jenever |
schnaps (du.):
schnaps (Q117a Waubach)
|
jenever; Hoe noemt U: Sterk alcoholische drank bereid uit moutwijn waaraan bij de distillatie jeneverbessen zijn toegevoegd, die er het aroma aan verlenen (snevel, babbelwater, jandoedel, knevelwas, kwak, sjenevel, jenever, klare, snaps) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24556 |
jeneverbes |
wacholder:
Veldeke jeneverbes
wacholder (Q117a Waubach)
|
jeneverbes (Juiniperus communis L.) [N 92 (1982)]
III-4-3
|
18041 |
jeuk |
jeuk:
juu.k (Q117a Waubach, ...
Q117a Waubach),
krets:
krats (Q117a Waubach, ...
Q117a Waubach)
|
jeuk [N 07 (1961)] || jeuk [öksel, jukt, ukt] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
18050 |
jeuken |
jeuken:
juuke (Q117a Waubach)
|
jeuken, het begint te jeuken [öksele, euke, juike, juuke] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
24097 |
jezuïet |
jezuet:
jeezwiet (Q117a Waubach),
jozefiet:
jozefiet (Q117a Waubach)
|
Een Jezuiet [Jozefiet, Zjezwiet]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18086 |
jicht |
jicht:
jich (Q117a Waubach)
|
Jicht: stofwisselingsziekte die berust op afzetting van urinezure zouten in de gewrichten, met veel pijn (jicht, dicht, gicht, flerecijn, reumatiek). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21280 |
joelen |
kwaken:
kwake (Q117a Waubach),
schreien:
sjreie (Q117a Waubach)
|
zich luidruchtig gedragen met veel gebaren en bewegingen; joelen [kwaken, jouwen, joelen, herriën, stachelen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
22379 |
jojo |
jojo:
jojo (Q117a Waubach)
|
Het speeltuig bestaande uit een schijf die langs een koord dat eromheen gewonden is, afloopt en door de traagheid zichzelf weer opwindt [jojo]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
24175 |
jong en kaal vogeltje |
vogeltje:
ee vügelke dat te vreug flut, kriet de kats
vügelke (Q117a Waubach)
|
vogeltje
III-4-1
|
24338 |
jong van een dier |
jong:
joŋkt (Q117a Waubach),
jongen (mv.):
Veldeke
jonge (Q117a Waubach),
jongt:
jonkt (Q117a Waubach),
klein diertje:
klee deerke (Q117a Waubach)
|
[R 12, 38; S 16; L 1a-m; L 27, 47a; monogr.]Hoe noemt u het jong van een dier (jonk, jonkie, welp, wulp, kakerd, kakernest) [N 83 (1981)] || jong (subst.; van een dier) [Roukens 12 (1937)] || klein beestje [DC 37 (1964)]
I-11, III-4-2
|